Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal desligar

Vertaal desligar van Spaans naar Nederlands

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

desligar:
- dichtbinden; toebinden; ontkoppelen

Spaans

Uitgebreide vertaling voor desligar (Spaans) in het Nederlands

desligar:

desligar werkwoord

desligar (atar; colocar; desatar; amarrar; abrochar; anudar)
dichtbinden; toebinden
- dichtbinden werkwoord (bind dicht, bindt dicht, bond dicht, bonden dicht, dichtgebonden)
- toebinden werkwoord (bind toe, bindt toe, bond toe, bonden toe, toegebonden)
desligar
ontkoppelen
- ontkoppelen werkwoord (ontkoppel, ontkoppelt, ontkoppelde, ontkoppelden, ontkoppeld)

Conjugations for desligar:

presente

desligo
desligas
desliga
desligamos
desligáis
desligan

imperfecto

desligaba
desligabas
desligaba
desligábamos
desligabais
desligaban

indefinido

desligué
desligaste
desligó
desligamos
desligasteis
desligaron

fut. de ind.

desligaré
desligarás
desligará
desligaremos
desligaréis
desligarán

condic.

desligaría
desligarías
desligaría
desligaríamos
desligaríais
desligarían

pres. de subj.

que desligue
que desligues
que desligue
que desliguemos
que desliguéis
que desliguen

imp. de subj.

que desligara
que desligaras
que desligara
que desligáramos
que desligarais
que desligaran

miscelánea

¡desliga!
¡desligad!
¡no desligues!
¡no desliguéis!
desligado
desligando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor desligar:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
dichtbinden	abrochar; amarrar; anudar; atar; colocar; desatar; desligar	cerrar
ontkoppelen	desligar	desacoplar; desconectar; desembragar; desemparejar; desmontar; desvincular; separar
toebinden	abrochar; amarrar; anudar; atar; colocar; desatar; desligar	cerrar