Overzicht


Spaans

Uitgebreide vertaling voor deshacerse de (Spaans) in het Nederlands

deshacerse de:

deshacerse de werkwoord

  1. deshacerse de (abolir; suprimir; desechar; despedir a)
    afschaffen
    • afschaffen werkwoord (schaf af, schaft af, schafte af, schaften af, afgeschaft)
  2. deshacerse de (rebotar; echar a patadas)
    afstoten; eraf duwen
    • afstoten werkwoord (stoot af, stootte af, stootten af, afgestoten)
    • eraf duwen werkwoord (duw eraf, duwt eraf, duwde eraf, duwden eraf, eraf geduwd)
  3. deshacerse de (desembarazarse de; emitir; verter; echar)
    afvoeren; lozen; afscheiden; uitscheiden; uitstoten; uitwerpen
    • afvoeren werkwoord (voer af, voert af, voerde af, voerden af, afgevoerd)
    • lozen werkwoord (loos, loost, loosde, loosden, geloosd)
    • afscheiden werkwoord (scheid af, scheidt af, scheidde af, scheidden af, afgescheiden)
    • uitscheiden werkwoord (scheid uit, scheidt uit, scheidde uit, scheidden uit, uitgescheiden)
    • uitstoten werkwoord (stoot uit, stootte uit, uitgestoten)
    • uitwerpen werkwoord (werp uit, werpt uit, wierp uit, wierpen uit, uitgeworpen)
  4. deshacerse de (desembarazar de; desprenderse de)
    ontdoen; zich van iets ontdoen
  5. deshacerse de (ordenar; recoger la mesa; recoger; meter; almacenar)
    opruimen; bergen
    • opruimen werkwoord (ruim op, ruimt op, ruimde op, ruimden op, opgeruimd)
    • bergen werkwoord (berg, bergt, bergde, bergden, gebergd)
  6. deshacerse de (vender)

Conjugations for deshacerse de:

presente
  1. me deshago de
  2. te deshaces de
  3. se deshace de
  4. nos deshacemos de
  5. os deshacéis de
  6. se deshacen de
imperfecto
  1. me deshacía de
  2. te deshacías de
  3. se deshacía de
  4. nos deshacíamos de
  5. os deshacíais de
  6. se deshacían de
indefinido
  1. me deshice de
  2. te deshiciste de
  3. se deshizo de
  4. nos deshicimos de
  5. os deshicisteis de
  6. se deshicieron de
fut. de ind.
  1. me desharé de
  2. te desharás de
  3. se deshará de
  4. nos desharemos de
  5. os desharéis de
  6. se desharán de
condic.
  1. me desharía de
  2. te desharías de
  3. se desharía de
  4. nos desharíamos de
  5. os desharíais de
  6. se desharían de
pres. de subj.
  1. que me deshaga de
  2. que te deshagas de
  3. que se deshaga de
  4. que nos deshagamos de
  5. que os deshagáis de
  6. que se deshagan de
imp. de subj.
  1. que me deshiciera de
  2. que te deshicieras de
  3. que se deshiciera de
  4. que nos deshiciéramos de
  5. que os deshicierais de
  6. que se deshicieran de
miscelánea
  1. ¡deshazte! de
  2. ¡deshacdeos! de
  3. ¡no te deshagas! de
  4. ¡no os deshagáis! de
  5. deshecho de
  6. deshaciéndose de
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor deshacerse de:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afschaffen despedir
afstoten repelar; repulsión
bergen almacén; depósito
lozen vertido
ontdoen despojo de
uitscheiden conclusión; finalización
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afschaffen abolir; desechar; deshacerse de; despedir a; suprimir
afscheiden desembarazarse de; deshacerse de; echar; emitir; verter aislar; alejar de; apartar; bifurcarse; desvincular; dividir; escindir; incomunicar; poner aparte; separar; separarse
afstoten deshacerse de; echar a patadas; rebotar
afvoeren desembarazarse de; deshacerse de; echar; emitir; verter hacer salir; llevarse; vaciar
bergen almacenar; deshacerse de; meter; ordenar; recoger; recoger la mesa guardar; salvar
eraf duwen deshacerse de; echar a patadas; rebotar empujar para abajo
lozen desembarazarse de; deshacerse de; echar; emitir; verter
ontdoen desembarazar de; deshacerse de; desprenderse de abusar de; aprovecharse de
opruimen almacenar; deshacerse de; meter; ordenar; recoger; recoger la mesa limpiar; limpiar a fondo; recoger; recoger la mesa
uitscheiden desembarazarse de; deshacerse de; echar; emitir; verter abandonar; empatar; excretar; parar; prescendir de; renunciar a; suspender; terminar
uitstoten desembarazarse de; deshacerse de; echar; emitir; verter ahuyentar; desterrar; echar; exiliar; expeler; expulsar
uitwerpen desembarazarse de; deshacerse de; echar; emitir; verter arrojar; expulsar; lanzar; rechazar
van de hand doen deshacerse de; vender
zich van iets ontdoen desembarazar de; deshacerse de; desprenderse de
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
opruimen Limpiar

Wiktionary: deshacerse de

deshacerse de
verb
  1. kwijtraken

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van deshacerse de