Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal desembolsar

Vertaal desembolsar van Spaans naar Nederlands

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

desembolsar:
- afbetalen; aflossen
- uitbetalen; ophoesten; voor de dag komen met
Wiktionary:
- desembolsar → besteden, spanderen, spenderen, uitgeven, verteren

Spaans

Uitgebreide vertaling voor desembolsar (Spaans) in het Nederlands

desembolsar:

desembolsar [el ~] zelfstandig naamwoord

el desembolsar (pagar a plazos)
afbetalen; aflossen
- afbetalen [znw.] zelfstandig naamwoord
- aflossen [znw.] zelfstandig naamwoord

desembolsar werkwoord

desembolsar (pagar; entregar; hacer efectivo)
uitbetalen
- uitbetalen werkwoord (betaal uit, betaalt uit, betaalde uit, betaalden uit, uitbetaald)
desembolsar (chocar; pagar; aflojar)
ophoesten; voor de dag komen met
- ophoesten werkwoord (hoest op, hoestte op, hoestten op, opgehoest)
- voor de dag komen met werkwoord

Conjugations for desembolsar:

presente

desembolso
desembolsas
desembolsa
desembolsamos
desembolsáis
desembolsan

imperfecto

desembolsaba
desembolsabas
desembolsaba
desembolsábamos
desembolsabais
desembolsaban

indefinido

desembolsé
desembolsaste
desembolsó
desembolsamos
desembolsasteis
desembolsaron

fut. de ind.

desembolsaré
desembolsarás
desembolsará
desembolsaremos
desembolsaréis
desembolsarán

condic.

desembolsaría
desembolsarías
desembolsaría
desembolsaríamos
desembolsaríais
desembolsarían

pres. de subj.

que desembolse
que desembolses
que desembolse
que desembolsemos
que desembolséis
que desembolsen

imp. de subj.

que desembolsara
que desembolsaras
que desembolsara
que desembolsáramos
que desembolsarais
que desembolsaran

miscelánea

¡desembolsa!
¡desembolsad!
¡no desembolses!
¡no desembolséis!
desembolsado
desembolsando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor desembolsar:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
afbetalen	desembolsar; pagar a plazos
aflossen	desembolsar; pagar a plazos
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
afbetalen		ajustar cuentas; descomponer; pagar; saldar
aflossen		cambiar; cambiar por; redimir; reemplazar; renovar; reponer; sustituir
ophoesten	aflojar; chocar; desembolsar; pagar
uitbetalen	desembolsar; entregar; hacer efectivo; pagar
voor de dag komen met	aflojar; chocar; desembolsar; pagar

Synoniemen voor "desembolsar":

gastar; pagar; comprar

Wiktionary: desembolsar

Cross Translation:

From	To	Via
• desembolsar	→ besteden; spanderen; spenderen; uitgeven; verteren	↔ dépenser — Employer telle ou telle somme à l’achat de telle ou telle chose.