Uitgebreide vertaling voor demorarse (Spaans) in het Nederlands
demorarse:
-
aarzelen;
talmen;
weifelen;
dubben
-
aarzelen
werkwoord
(aarzel, aarzelt, aarzelde, aarzelden, geaarzeld)
-
talmen
werkwoord
(talm, talmt, talmde, talmden, getalmd)
-
weifelen
werkwoord
(weifel, weifelt, weifelde, weifelden, geweifeld)
-
dubben
werkwoord
(dub, dubt, dubde, dubden, gedubd)
-
treuzelen;
talmen;
drentelen;
teuten;
dralen
-
treuzelen
werkwoord
(treuzel, treuzelt, treuzelde, treuzelden, getreuzeld)
-
talmen
werkwoord
(talm, talmt, talmde, talmden, getalmd)
-
drentelen
werkwoord
(drentel, drentelt, drentelde, drentelden, gedrenteld)
-
teuten
werkwoord
(teut, teutte, teutten, geteut)
-
dralen
werkwoord
(draal, draalt, draalde, draalden, gedraald)
-
vertragen;
ophouden;
temporiseren
-
vertragen
werkwoord
(vertraag, vertraagt, vertraagde, vertraagden, vertraagd)
-
ophouden
werkwoord
(houd op, houdt op, hield op, hielden op, opgehouden)
-
temporiseren
werkwoord
(temporiseer, temporiseert, temporiseerde, temporiseerden, getemporiseerd)
-
vertragen;
temporiseren;
rekken
-
vertragen
werkwoord
(vertraag, vertraagt, vertraagde, vertraagden, vertraagd)
-
temporiseren
werkwoord
(temporiseer, temporiseert, temporiseerde, temporiseerden, getemporiseerd)
-
rekken
werkwoord
(rek, rekt, rekte, rekten, gerekt)
-
hannesen;
zeiken;
teuten;
dralen;
treuzelen;
talmen;
drentelen;
aarzelen;
zaniken;
druilen;
zeuren
-
-
zeiken
werkwoord
(zeik, zeikt, zeek, zeken, gezeken)
-
teuten
werkwoord
(teut, teutte, teutten, geteut)
-
dralen
werkwoord
(draal, draalt, draalde, draalden, gedraald)
-
treuzelen
werkwoord
(treuzel, treuzelt, treuzelde, treuzelden, getreuzeld)
-
talmen
werkwoord
(talm, talmt, talmde, talmden, getalmd)
-
drentelen
werkwoord
(drentel, drentelt, drentelde, drentelden, gedrenteld)
-
aarzelen
werkwoord
(aarzel, aarzelt, aarzelde, aarzelden, geaarzeld)
-
zaniken
werkwoord
(zanik, zanikt, zanikte, zanikten, gezanik)
-
druilen
werkwoord
(druil, druilt, druilde, druilden, gedruild)
-
zeuren
werkwoord
(zeur, zeurt, zeurde, zeurden, gezeurd)
Conjugations for demorarse:
presente
- me demoro
- te demoras
- se demora
- nos demoramos
- os demoráis
- se demoran
imperfecto
- me demoraba
- te demorabas
- se demoraba
- nos demorábamos
- os demorabais
- se demoraban
indefinido
- me demoré
- te demoraste
- se demoró
- nos demoramos
- os demorasteis
- se demoraron
fut. de ind.
- me demoraré
- te demorarás
- se demorará
- nos demoraremos
- os demoraréis
- se demorarán
condic.
- me demoraría
- te demorarías
- se demoraría
- nos demoraríamos
- os demoraríais
- se demorarían
pres. de subj.
- que me demore
- que te demores
- que se demore
- que nos demoremos
- que os demoréis
- que se demoren
imp. de subj.
- que me demorara
- que te demoraras
- que se demorara
- que nos demoráramos
- que os demorarais
- que se demoraran
miscelánea
- ¡demorate!
- ¡demoraos!
- ¡no te demores!
- ¡no os demoréis!
- demorado
- demorándose
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor demorarse:
Computer vertaling door derden: