Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
- demoler:
-
Wiktionary:
- demoler → slopen
- demoler → slopen, afbreken, neerhalen, kappen, vellen, neervellen, wippen, afhakken, afhouwen, afkappen, omhakken, deprimeren, neerdrukken, neerslachtig maken, terneerdrukken, delven, opduikelen, opgraven, rooien, uitgraven, winnen, uitputten, putten uit, omkappen, slachten, afslachten, fnuiken, verzwakken, bevangen, overwinnen, verslaan, zegevieren, neerkomen, doden, doodmaken, ombrengen, doodschieten, fusilleren, de moed ontnemen, ontmoedigen, afleggen, aflopen, doorgaan, gaan door, bedaren, geruststellen, kalmeren, kleinmaken, vernederen, verootmoedigen, vernielen, vernietigen, verwoesten
Spaans
Uitgebreide vertaling voor demoler (Spaans) in het Nederlands
demoler:
-
demoler (derribar; desguazar)
afbreken; slopen; omverhalen; uit elkaar halen; breken; neerhalen-
uit elkaar halen werkwoord (haal uit elkaar, haalt uit elkaar, haalde uit elkaar, haalden uit elkaar, uit elkaar gehaald)
-
demoler (desguazar; derribar; echar abajo)
-
demoler (destrozar; destruir; derribar; romper; devastar; malograr)
-
demoler (echar abajo)
Conjugations for demoler:
presente
- demuelo
- demueles
- demuele
- demolemos
- demoléis
- demuelen
imperfecto
- demolía
- demolías
- demolía
- demolíamos
- demolíais
- demolían
indefinido
- demolí
- demoliste
- demolió
- demolimos
- demolisteis
- demolieron
fut. de ind.
- demoleré
- demolerás
- demolerá
- demoleremos
- demoleréis
- demolerán
condic.
- demolería
- demolerías
- demolería
- demoleríamos
- demoleríais
- demolerían
pres. de subj.
- que demuela
- que demuelas
- que demuela
- que demolamos
- que demoláis
- que demuelan
imp. de subj.
- que demoliera
- que demolieras
- que demoliera
- que demoliéramos
- que demolierais
- que demolieran
miscelánea
- ¡demuele!
- ¡demoled!
- ¡no demuelas!
- ¡no demoláis!
- demolido
- demoliendo
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor demoler:
Synoniemen voor "demoler":
Wiktionary: demoler
demoler
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• demoler | → slopen | ↔ demolish — to destroy |
• demoler | → afbreken; slopen; neerhalen; kappen; vellen; neervellen; wippen; afhakken; afhouwen; afkappen; omhakken; deprimeren; neerdrukken; neerslachtig maken; terneerdrukken; delven; opduikelen; opgraven; rooien; uitgraven; winnen; uitputten; putten uit; omkappen; slachten; afslachten; fnuiken; verzwakken; bevangen; overwinnen; verslaan; zegevieren; neerkomen; doden; doodmaken; ombrengen; doodschieten; fusilleren; de moed ontnemen; ontmoedigen; afleggen; aflopen; doorgaan; gaan door; bedaren; geruststellen; kalmeren; kleinmaken; vernederen; verootmoedigen | ↔ abattre — Traductions à trier suivant le sens |
• demoler | → afbreken; slopen; neerhalen; vernielen; vernietigen; verwoesten | ↔ démolir — abattre pièce à pièce (se dit surtout en parlant des bâtiments, des constructions). |