Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal delegar

Vertaal delegar van Spaans naar Nederlands

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

delegar:
- overdragen; delegeren
- delegeren; deputeren; afvaardigen
Wiktionary:
- delegar → afvaardigen, delegeren
- delegar → afvaardigen, delegeren

Spaans

Uitgebreide vertaling voor delegar (Spaans) in het Nederlands

delegar:

delegar werkwoord

delegar (transferir; traspasar; transmitir)
overdragen; delegeren
- overdragen werkwoord (overdraag, overdraagt, overdroeg, overdroegen, overdragen)
- delegeren werkwoord (delegeer, delegeert, delegeerde, delegeerden, gedelegeerd)

Conjugations for delegar:

presente

delego
delegas
delega
delegamos
delegáis
delegan

imperfecto

delegaba
delegabas
delegaba
delegábamos
delegabais
delegaban

indefinido

delegué
delegaste
delegó
delegamos
delegasteis
delegaron

fut. de ind.

delegaré
delegarás
delegará
delegaremos
delegaréis
delegarán

condic.

delegaría
delegarías
delegaría
delegaríamos
delegaríais
delegarían

pres. de subj.

que delegue
que delegues
que delegue
que deleguemos
que deleguéis
que deleguen

imp. de subj.

que delegara
que delegaras
que delegara
que delegáramos
que delegarais
que delegaran

miscelánea

¡delega!
¡delegad!
¡no delegues!
¡no deleguéis!
delegado
delegando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

delegar [el ~] zelfstandig naamwoord

el delegar (diputar; comisionar)
delegeren; deputeren; afvaardigen
- delegeren [znw.] zelfstandig naamwoord
- deputeren [znw.] zelfstandig naamwoord
- afvaardigen [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor delegar:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
afvaardigen	comisionar; delegar; diputar
delegeren	comisionar; delegar; diputar
deputeren	comisionar; delegar; diputar
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
afvaardigen	delegar; diputar
delegeren	delegar; diputar; transferir; transmitir; traspasar
deputeren	delegar; diputar
overdragen	delegar; transferir; transmitir; traspasar

Synoniemen voor "delegar":

apoderar; representar; comisionar; tutelar
habilitar; encargar; investir; acreditar; facultar
testar; dejar; legar; mandar; otorgar; transmitir; donar; ceder; encomendar; transferir

Wiktionary: delegar

delegar

verb

iemand machtigen om iets te vertegenwoordigen, meestal een vereniging of een staat
- afvaardigen → comisionar; diputar; delegar
taken en verantwoordelijkheden doorgeven
- delegeren → delegar

Cross Translation:

From	To	Via
• delegar	→ afvaardigen; delegeren	↔ déléguer — députer, commettre, envoyer quelqu’un avec pouvoir d’agir, d’examiner, de juger, de négocier, etc.