Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. deformar:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor deformar (Spaans) in het Nederlands

deformar:

deformar werkwoord

  1. deformar (dar otra forma; desfigurar)
    vervormen; een andere vorm geven
  2. deformar (adaptar; adaptarse; desfigurar)
    verbasteren; vervormen
    • verbasteren werkwoord (verbaster, verbastert, verbasterde, verbasterden, verbasterd)
    • vervormen werkwoord (vervorm, vervormt, vervormde, vervormden, vervormd)
  3. deformar (desfigurar)
    vertekenen
    • vertekenen werkwoord (verteken, vertekent, vertekende, vertekenden, vertekend)
  4. deformar (malformar; afear; desfigurar)
    verminken; misvormen; mismaken
    • verminken werkwoord (vermink, verminkt, verminkte, verminkten, verminkt)
    • misvormen werkwoord (misvorm, misvormt, misvormde, misvormden, misvormd)
    • mismaken werkwoord (mismaak, mismaakt, mismaakte, mismaakten, mismaakt)
  5. deformar (romper; dañar; quebrantar; )
    kapotmaken; moeren; mollen
    • kapotmaken werkwoord (maak kapot, maakt kapot, maakte kapot, maakten kapot, kapot gemaakt)
    • moeren werkwoord (moer, moert, moerde, moerden, gemoerd)
    • mollen werkwoord (mol, molt, molde, molden, gemold)

Conjugations for deformar:

presente
  1. deformo
  2. deformas
  3. deforma
  4. deformamos
  5. deformáis
  6. deforman
imperfecto
  1. deformaba
  2. deformabas
  3. deformaba
  4. deformábamos
  5. deformabais
  6. deformaban
indefinido
  1. deformé
  2. deformaste
  3. deformó
  4. deformamos
  5. deformasteis
  6. deformaron
fut. de ind.
  1. deformaré
  2. deformarás
  3. deformará
  4. deformaremos
  5. deformaréis
  6. deformarán
condic.
  1. deformaría
  2. deformarías
  3. deformaría
  4. deformaríamos
  5. deformaríais
  6. deformarían
pres. de subj.
  1. que deforme
  2. que deformes
  3. que deforme
  4. que deformemos
  5. que deforméis
  6. que deformen
imp. de subj.
  1. que deformara
  2. que deformaras
  3. que deformara
  4. que deformáramos
  5. que deformarais
  6. que deformaran
miscelánea
  1. ¡deforma!
  2. ¡deformad!
  3. ¡no deformes!
  4. ¡no deforméis!
  5. deformado
  6. deformando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor deformar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kapotmaken romper
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
een andere vorm geven dar otra forma; deformar; desfigurar
kapotmaken abusar de; dañar; deformar; desfigurar; fracturar; quebrantar; refractar; romper
mismaken afear; deformar; desfigurar; malformar
misvormen afear; deformar; desfigurar; malformar
moeren abusar de; dañar; deformar; desfigurar; fracturar; quebrantar; refractar; romper
mollen abusar de; dañar; deformar; desfigurar; fracturar; quebrantar; refractar; romper
verbasteren adaptar; adaptarse; deformar; desfigurar
verminken afear; deformar; desfigurar; malformar
vertekenen deformar; desfigurar
vervormen adaptar; adaptarse; dar otra forma; deformar; desfigurar reformar; reorganizar

Synoniemen voor "deformar":