Spaans

Uitgebreide vertaling voor declarar (Spaans) in het Nederlands

declarar:

declarar werkwoord

  1. declarar (reportar; informar; notificar; )
    melden; berichten; meedelen; rapporteren; informeren; verslag uitbrengen
    • melden werkwoord (meld, meldt, meldde, meldden, gemeld)
    • berichten werkwoord (bericht, berichtte, berichtten, bericht)
    • meedelen werkwoord (deel mee, deelt mee, deelde mee, deelden mee, meegedeeld)
    • rapporteren werkwoord (rapporteer, rapporteert, rapporteerde, rapporteerden, gerapporteerd)
    • informeren werkwoord (informeer, informeert, informeerde, informeerden, geïnformeerd)
    • verslag uitbrengen werkwoord (breng verslag uit, brengt verslag uit, bracht verslag uit, brachten verslag uit, verslag uitgebracht)
  2. declarar (avisar; abandonar; imponer; anunciar)
    declareren; aangeven
    • declareren werkwoord (declareer, declareert, declareerde, declareerden, gedeclareerd)
    • aangeven werkwoord (geef aan, geeft aan, gaf aan, gaven aan, aangegeven)
  3. declarar
    decreteren; afkondigen
    • decreteren werkwoord (decreteer, decreteert, decreteerde, decreteerden, gedecreteerd)
    • afkondigen werkwoord (kondig af, kondigt af, kondigde af, kondigden af, afgekondigd)
  4. declarar (denotar; explicar; indicar; )
    duiden
    • duiden werkwoord (duid, duidt, duidde, duidden, geduid)
  5. declarar (proclamar; difundir; divulgar; )
    bekendmaken; proclameren; afkondigen
    • bekendmaken werkwoord (maak bekend, maakt bekend, maakte bekend, maakten bekend, bekendgemaakt)
    • proclameren werkwoord (proclameer, proclameert, proclameerde, proclameerden, geproclameerd)
    • afkondigen werkwoord (kondig af, kondigt af, kondigde af, kondigden af, afgekondigd)
  6. declarar (explicar; exponer; detallar; )
    uitleggen; verduidelijken; uiteenzetten; ontvouwen
    • uitleggen werkwoord (leg uit, legt uit, legde uit, legden uit, uitgelegd)
    • verduidelijken werkwoord (verduidelijk, verduidelijkt, verduidelijkte, verduidelijkten, verduidelijkt)
    • uiteenzetten werkwoord (zet uiteen, zette uiteen, zetten uiteen, uiteengezet)
    • ontvouwen werkwoord (ontvouw, ontvouwt, ontvouwde, ontvouwden, ontvouwd)

Conjugations for declarar:

presente
  1. declaro
  2. declaras
  3. declara
  4. declaramos
  5. declaráis
  6. declaran
imperfecto
  1. declaraba
  2. declarabas
  3. declaraba
  4. declarábamos
  5. declarabais
  6. declaraban
indefinido
  1. declaré
  2. declaraste
  3. declaró
  4. declaramos
  5. declarasteis
  6. declararon
fut. de ind.
  1. declararé
  2. declararás
  3. declarará
  4. declararemos
  5. declararéis
  6. declararán
condic.
  1. declararía
  2. declararías
  3. declararía
  4. declararíamos
  5. declararíais
  6. declararían
pres. de subj.
  1. que declare
  2. que declares
  3. que declare
  4. que declaremos
  5. que declaréis
  6. que declaren
imp. de subj.
  1. que declarara
  2. que declararas
  3. que declarara
  4. que declaráramos
  5. que declararais
  6. que declararan
miscelánea
  1. ¡declara!
  2. ¡declarad!
  3. ¡no declares!
  4. ¡no declaréis!
  5. declarado
  6. declarando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor declarar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aangeven atestado; declaración; denuncia; denunciación
bekendmaken declaración; información
berichten mensajería; mensajes
informeren aviso; circular; información; notificación
melden declaración; información
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aangeven abandonar; anunciar; avisar; declarar; imponer alcanzar; dar; delatar; entregar; hacer entrega; localizar un sitio para bombardear; ofrecer; presentar; proporcionar; revelar; traicionar; transmitir; traspasar
afkondigen anunciar; avisar; comunicar; declarar; difundir; divulgar; emitir; informar de; proclamar; promulgar; publicar; revelar anunciar; decretar; hacer público; levantar la prohibición de; notificar; ordenar; proclamar; promulgar; publicar
bekendmaken anunciar; avisar; comunicar; declarar; difundir; divulgar; emitir; informar de; proclamar; promulgar; publicar; revelar anunciar; hacer público; levantar la prohibición de; notificar; publicar
berichten comentar sobre; declarar; informar; informar de; notificar; rendir informe; reportar comunicar; dar informes; dar informes sobre; hacer saber; informar; poner al día; poner al tanto; poner en conocimiento; presentar un informe; reportar; reportear
declareren abandonar; anunciar; avisar; declarar; imponer
decreteren declarar anunciar; dar orden de; decretar; encargar; encomendar; mandar; notificar; obligar; ordenar; proclamar; promulgar
duiden certificar; declarar; denotar; explicar; indicar; interpretar; manifestar
informeren comentar sobre; declarar; informar; informar de; notificar; rendir informe; reportar advertir; alarmar; anunciar; atemorizar; averiguar; avisar; comunicar; dar a conocer; dar informes; dar informes sobre; decir; hablar; hacer saber; informar; informar acerca de; informar de; informarse; mencionar; parlar; poner algo en conocimiento; poner en conocimiento; reportar; reportear
meedelen comentar sobre; declarar; informar; informar de; notificar; rendir informe; reportar
melden comentar sobre; declarar; informar; informar de; notificar; rendir informe; reportar
ontvouwen aclarar; declarar; desplegar; detallar; elucidar; explicar; exponer; ilustrar; interpretar; manifestar; poner en claro desplegar
proclameren anunciar; avisar; comunicar; declarar; difundir; divulgar; emitir; informar de; proclamar; promulgar; publicar; revelar
rapporteren comentar sobre; declarar; informar; informar de; notificar; rendir informe; reportar
uiteenzetten aclarar; declarar; desplegar; detallar; elucidar; explicar; exponer; ilustrar; interpretar; manifestar; poner en claro aclarar; aclararse; apartar; certificar; contar; desdoblar; desplegar; detallar; explicar; explicarse mejor; exponer; interpretar; narrar
uitleggen aclarar; declarar; desplegar; detallar; elucidar; explicar; exponer; ilustrar; interpretar; manifestar; poner en claro aclarar; aclararse; certificar; desdoblar; desplegar; detallar; explicar; explicarse mejor; interpretar
verduidelijken aclarar; declarar; desplegar; detallar; elucidar; explicar; exponer; ilustrar; interpretar; manifestar; poner en claro aclarar; aclararse; certificar; desdoblar; desplegar; detallar; esclarecer; explicar; explicarse mejor; interpretar
verslag uitbrengen comentar sobre; declarar; informar; informar de; notificar; rendir informe; reportar

Synoniemen voor "declarar":


Wiktionary: declarar

declarar
verb
  1. een declaratie indienen b.v. t.a.v. gemaakte onkosten, opgeven
  2. duidelijk maken
  3. een officieel standpunt uitspreken

Cross Translation:
FromToVia
declarar declareren; uitspreken; verklaren announce — to pronounce; declare by judicial sentence
declarar verklaren declare — to make a declaration
declarar verklaren state — declare to be a fact
declarar bekendmaken state — make known
declarar aangeven angeben — Mitteilung machen: hinweisen, mitteilen, behaupten
declarar aangeven; betuigen; declareren; verklaren déclarer — Faire connaître d’une façon manifeste.

Verwante vertalingen van declarar