Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. cursos:
  2. curso:
  3. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor cursos (Spaans) in het Nederlands

cursos:

cursos [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el cursos (rutas marítimas; cotizaciones; vías marítimas)
    de koersen; de zeewegen; de zeeroutes
    • koersen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • zeewegen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • zeeroutes [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Vertaal Matrix voor cursos:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
koersen cotizaciones; cursos; rutas marítimas; vías marítimas cotizaciones; cotizaciones de las acciones
zeeroutes cotizaciones; cursos; rutas marítimas; vías marítimas
zeewegen cotizaciones; cursos; rutas marítimas; vías marítimas

Verwante woorden van "cursos":


curso:

curso [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el curso (estudios; carrera; cursillo)
    de studie; de cursus; de leergang; kursus
    • studie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • cursus [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • leergang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kursus [znw.] zelfstandig naamwoord
  2. el curso (hora de clase; lección; clase; )
    de les; het lesuur
    • les [de ~] zelfstandig naamwoord
    • lesuur [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. el curso (sala de clase; clase; lección; )
    de klas; de schoolklas
    • klas [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • schoolklas [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  4. el curso (desarollo; marcha; transcurso)
    het beloop
    • beloop [het ~] zelfstandig naamwoord

curso bijvoeglijk naamwoord

  1. curso (proceso)
    verloop

Vertaal Matrix voor curso:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beloop curso; desarollo; marcha; transcurso
cursus carrera; cursillo; curso; estudios clase; educación; enseñanza
klas aula; clase; curso; hora de clase; hora lectiva; lección; sala de clase año escolar; clase
kursus carrera; cursillo; curso; estudios
leergang carrera; cursillo; curso; estudios
les aula; clase; cursillo; curso; estudios; hora; hora de clase; lección clase; comando; comisión; educación; enseñanza; instrucción; lección
lesuur aula; clase; cursillo; curso; estudios; hora; hora de clase; lección
schoolklas aula; clase; curso; hora de clase; hora lectiva; lección; sala de clase
studie carrera; cursillo; curso; estudios ejercicio
verloop adelanto; avance
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verloop curso; proceso

Verwante woorden van "curso":


Synoniemen voor "curso":


Wiktionary: curso

curso
noun
  1. het noteren van een prijs (koers)
  2. onderwijs|nld cursus die zich over een jaar uitstrekt, leerjaar, cursusjaar

Cross Translation:
FromToVia
curso gang; koers; loop course — onward movement
curso cursus course — period of learning
curso koers course — intended passage for ship
curso loop course — path taken by a waterway
curso vak; vakgebied subject — particular area of study

Verwante vertalingen van cursos