Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal cosecha

Vertaal cosecha van Spaans naar Nederlands

Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. cosecha:
  2. cosechar:
  3. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor cosecha (Spaans) in het Nederlands

cosecha:

cosecha [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la cosecha (valla; barandilla; tabique; )
    de afscheiding; het hekwerk; het hek
    • afscheiding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • hekwerk [het ~] zelfstandig naamwoord
    • hek [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. la cosecha (vendimia; recolección)
    de oogst; de pluk; de wijnoogst
    • oogst [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • pluk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • wijnoogst [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. la cosecha (segazón; siega; esquilmo)
    de oogst; opbrengst van een gewas
  4. la cosecha (recolección; recogida)
    de oogst; opbrengst van gewas; de pluk; de wijnoogst
  5. la cosecha (rendimiento; beneficio)
    de opbrengst; het rendement; de uitkomst; het product; het voortbrengsel; de oogst
  6. la cosecha (vendimia; recolección; cosecha de uvas)
    de oogst; de wijnoogst; de druivenoogst; de pluk
    • oogst [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • wijnoogst [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • druivenoogst [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • pluk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  7. la cosecha (siega; segazón)
    de krop; opeengepakte bladeren
  8. la cosecha (separación; pared; raya; )
    de afscheiding; het beschot; de tussenmuur; de schot; het tussenschot
  9. la cosecha (pared divisoria; pared; raya; )
    het tussenmuurtje

Vertaal Matrix voor cosecha:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afscheiding alambrada; barandilla; cara; chute; cosecha; disparo; empalizada; enmaderamiento; mampara; pared; pared divisoria; pared medianera; pequeño tabique; raya; reja; revestimiento de madera; separación; tabique; valla aisladura; aislamiento; cisma; guerra religiosa; lucha religiosa; secreción; separación
beschot cara; chute; cosecha; disparo; enmaderamiento; pared; pequeño tabique; raya; revestimiento de madera; separación adorno de madera; enmaderamiento; revestimiento de madera
druivenoogst cosecha; cosecha de uvas; recolección; vendimia
hek alambrada; barandilla; chute; cosecha; disparo; empalizada; enmaderamiento; mampara; pared divisoria; pared medianera; pequeño tabique; raya; reja; tabique; valla
hekwerk alambrada; barandilla; chute; cosecha; disparo; empalizada; enmaderamiento; mampara; pared divisoria; pared medianera; pequeño tabique; raya; reja; tabique; valla alambrada; cerca; definición; enrejado; pasamanos; reja; rejería; tapia; trama; tramado; valla enrejada; verja
krop cosecha; segazón; siega bocio; estruma; grumo; planta de lechuga; repollo
oogst beneficio; cosecha; cosecha de uvas; esquilmo; recogida; recolección; rendimiento; segazón; siega; vendimia recolección
opbrengst beneficio; cosecha; rendimiento ingreso; ingresos
opbrengst van een gewas cosecha; esquilmo; segazón; siega
opbrengst van gewas cosecha; recogida; recolección
opeengepakte bladeren cosecha; segazón; siega
pluk cosecha; cosecha de uvas; recogida; recolección; vendimia
product beneficio; cosecha; rendimiento creación; fruta; fruto; hechura; producto; producto manufacturado
rendement beneficio; cosecha; rendimiento eficacia; rendimiento
schot cara; chute; cosecha; disparo; enmaderamiento; pared; pequeño tabique; raya; revestimiento de madera; separación
tussenmuur cara; chute; cosecha; disparo; enmaderamiento; pared; pequeño tabique; raya; revestimiento de madera; separación barrera; pared divisoria; pared medianera; tabique
tussenmuurtje chute; cosecha; disparo; división; divorcio; enmaderamiento; germinación; mampara; pared; pared divisoria; pared medianera; raya; revestimiento de madera; separación; tabique; tapia; tiro
tussenschot cara; chute; cosecha; disparo; enmaderamiento; pared; pequeño tabique; raya; revestimiento de madera; separación
uitkomst beneficio; cosecha; rendimiento escape; fruto; resolución; respuesta; resultado; solución
voortbrengsel beneficio; cosecha; rendimiento
wijnoogst cosecha; cosecha de uvas; recogida; recolección; vendimia

Synoniemen voor "cosecha":


Wiktionary: cosecha

cosecha
noun
  1. dat wat aanwast op het veld, maar nog niet geoogst is.
Cross Translation:
FromToVia
• cosecha → gewas; voedselgewas; voedselplant ↔ crop — plant grown for food
• cosecha → oogst; opbrengst ↔ crop — natural production for a specific year
• cosecha → oogst ↔ harvest — process of harvesting, gathering the ripened crop
• cosecha → oogst ↔ harvest — yield of harvesting
• cosecha → oogst; opbrengst ↔ moisson — récolte des blés et autres céréales.
• cosecha → oogst; opbrengst; pluk ↔ récolte — Traductions à trier suivant le sens

cosecha vorm van cosechar:

cosechar werkwoord

  1. cosechar (recolectar; coger; recoger)
    oogsten; plukken; binnen halen
    • oogsten werkwoord (oogst, oogstte, oogstten, geoogst)
    • plukken werkwoord (pluk, plukt, plukte, plukten, geplukt)
    • binnen halen werkwoord

Conjugations for cosechar:

presente
  1. cosecho
  2. cosechas
  3. cosecha
  4. cosechamos
  5. cosecháis
  6. cosechan
imperfecto
  1. cosechaba
  2. cosechabas
  3. cosechaba
  4. cosechábamos
  5. cosechabais
  6. cosechaban
indefinido
  1. coseché
  2. cosechaste
  3. cosechó
  4. cosechamos
  5. cosechasteis
  6. cosecharon
fut. de ind.
  1. cosecharé
  2. cosecharás
  3. cosechará
  4. cosecharemos
  5. cosecharéis
  6. cosecharán
condic.
  1. cosecharía
  2. cosecharías
  3. cosecharía
  4. cosecharíamos
  5. cosecharíais
  6. cosecharían
pres. de subj.
  1. que coseche
  2. que coseches
  3. que coseche
  4. que cosechemos
  5. que cosechéis
  6. que cosechen
imp. de subj.
  1. que cosechara
  2. que cosecharas
  3. que cosechara
  4. que cosecháramos
  5. que cosecharais
  6. que cosecharan
miscelánea
  1. ¡cosecha!
  2. ¡cosechad!
  3. ¡no coseches!
  4. ¡no cosechéis!
  5. cosechado
  6. cosechando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor cosechar:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
binnen halen coger; cosechar; recoger; recolectar llamar adentro
oogsten coger; cosechar; recoger; recolectar atrapar; coger; desplumar; rascar
plukken coger; cosechar; recoger; recolectar atrapar; coger; desplumar; rascar; recoger

Synoniemen voor "cosechar":


Wiktionary: cosechar

cosechar
verb
  1. het volgroeide gewas van het veld halen
  2. als reactie krijgen
Cross Translation:
FromToVia
• cosechar → oogsten; binnenhalen ↔ harvest — to bring in a harvest; reap
• cosechar → oogsten ↔ reap — to cut with a sickle
• cosechar → oogsten ↔ récolter — Faire une récolte.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van cosecha







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0716 seconde
Page rendered in 1.0 seconds