Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
- corresponder:
-
Wiktionary:
- corresponder → aansluiten, overeenstemmen
- corresponder → corresponderen, overeenstemmen, stroken, ontspreken, voldoen, overeenkomen, congruent zijn, elkaar dekken, rijmen, zich aanpassen
Spaans
Uitgebreide vertaling voor corresponder (Spaans) in het Nederlands
corresponder:
-
corresponder (convenir; ajustar; venir bien)
-
corresponder (coincidir)
overeenstemmen; congruent zijn; kloppen-
overeenstemmen werkwoord (stem overeen, stemt overeen, stemde overeen, stemden overeen, overeen gestemd)
-
congruent zijn werkwoord (ben congruent, bent congruent, is congruent, was congruent, waren congruemt, congruent geweest)
-
-
corresponder (concordar; quedar bien)
samenstemmen; harmoniëren; overeenstemmen; een harmonieus geheel vormen-
overeenstemmen werkwoord (stem overeen, stemt overeen, stemde overeen, stemden overeen, overeen gestemd)
-
een harmonieus geheel vormen werkwoord
-
corresponder (tocar; tocar en suerte)
ten deel vallen; toekomen; toevallen-
ten deel vallen werkwoord (val ten deel, valt ten deel, viel ten deel, vielen ten deel, ten deel gevallen)
-
Conjugations for corresponder:
presente
- correspondo
- correspondes
- corresponde
- correspondemos
- correspondéis
- corresponden
imperfecto
- correspondía
- correspondías
- correspondía
- correspondíamos
- correspondíais
- correspondían
indefinido
- correspondí
- correspondiste
- correspondió
- correspondimos
- correspondisteis
- correspondieron
fut. de ind.
- corresponderé
- corresponderás
- corresponderá
- corresponderemos
- corresponderéis
- corresponderán
condic.
- correspondería
- corresponderías
- correspondería
- corresponderíamos
- corresponderíais
- corresponderían
pres. de subj.
- que corresponda
- que correspondas
- que corresponda
- que correspondamos
- que correspondáis
- que correspondan
imp. de subj.
- que correspondiera
- que correspondieras
- que correspondiera
- que correspondiéramos
- que correspondierais
- que correspondieran
miscelánea
- ¡corresponde!
- ¡corresponded!
- ¡no correspondas!
- ¡no correspondáis!
- correspondido
- correspondiendo
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
-
el corresponder (concordar)
Vertaal Matrix voor corresponder:
Synoniemen voor "corresponder":
Wiktionary: corresponder
corresponder
Cross Translation:
verb
-
op elkaar volgen
-
gelijkenis vertonen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• corresponder | → corresponderen | ↔ correspond — To be equivalent or similar in character, quantity, quality, origin, structure, function etc |
• corresponder | → overeenstemmen | ↔ match — to agree; to equal |
• corresponder | → stroken; ontspreken; voldoen | ↔ entsprechen — (mit Dativ) auf gleichem oder angemessenem Niveau sein |
• corresponder | → overeenstemmen; overeenkomen; corresponderen; congruent zijn; elkaar dekken; rijmen; zich aanpassen | ↔ correspondre — Être en rapport de symétrie et d’harmonie avec quelque chose. |