Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal contagiar

Vertaal contagiar van Spaans naar Nederlands

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

contagiar:
- besmetten; aansteken
Wiktionary:
- contagiar → aansteken, besmetten, infecteren
- contagiar → infecteren, contamineren

Spaans

Uitgebreide vertaling voor contagiar (Spaans) in het Nederlands

contagiar:

contagiar werkwoord

contagiar (contaminar; infectar)
besmetten; aansteken
- besmetten werkwoord (besmet, besmette, besmetten, besmet)
- aansteken werkwoord (steek aan, steekt aan, stak aan, staken aan, aangestoken)

Conjugations for contagiar:

presente

contagio
contagias
contagia
contagiamos
contagiáis
contagian

imperfecto

contagiaba
contagiabas
contagiaba
contagiábamos
contagiabais
contagiaban

indefinido

contagié
contagiaste
contagió
contagiamos
contagiasteis
contagiaron

fut. de ind.

contagiaré
contagiarás
contagiará
contagiaremos
contagiaréis
contagiarán

condic.

contagiaría
contagiarías
contagiaría
contagiaríamos
contagiaríais
contagiarían

pres. de subj.

que contagie
que contagies
que contagie
que contagiemos
que contagiéis
que contagien

imp. de subj.

que contagiara
que contagiaras
que contagiara
que contagiáramos
que contagiarais
que contagiaran

miscelánea

¡contagia!
¡contagiad!
¡no contagies!
¡no contagiéis!
contagiado
contagiando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor contagiar:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aansteken		contaminación; intoxicación
besmetten		contaminación; intoxicación
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aansteken	contagiar; contaminar; infectar	alzar; amanecer; comenzar; encender; encender un sigarrillo; enlucir; incendiar; levantar; prender fuego a; robar con engaño
besmetten	contagiar; contaminar; infectar

Synoniemen voor "contagiar":

apestar; infectar
lacrar; perjudicar; dañar; deteriorar; afectar; conmover; influir; emocionar; impactar

Wiktionary: contagiar

contagiar

verb

besmetten met een begin van rotting
- aansteken → contagiar; inficionar; acatarrar
blootstellen aan een ziektekiem, gif of radioactief materiaal
- besmetten → contagiar
(overgankelijk), (medisch, nld) aansteken, besmetten
- infecteren → infectar; contagiar

Cross Translation:

From	To	Via
• contagiar	→ infecteren	↔ infect — to bring into contact with a substance that causes illness
• contagiar	→ infecteren	↔ infect — to make somebody enthusiastic about one's own passion
• contagiar	→ contamineren	↔ kontaminieren — Umwelt, transitiv: etwas mit