Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal confesar

Vertaal confesar van Spaans naar Nederlands

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

confesar:
- bekennen; belijden; geloof aanhangen; biechten; opbiechten
Wiktionary:
- confesar → bekennen, biechten
- confesar → de biecht afnemen, bekennen, biechten, erkennen, toegeven

Spaans

Uitgebreide vertaling voor confesar (Spaans) in het Nederlands

confesar:

confesar werkwoord

confesar (admitir)
bekennen
- bekennen werkwoord (beken, bekent, bekende, bekenden, bekend)
confesar (profesar)
belijden; geloof aanhangen
- belijden werkwoord (belijd, belijdt, beleed, beleden, beleden)
- geloof aanhangen werkwoord
confesar (confesarse)
biechten; opbiechten
- biechten werkwoord (biecht, biechtte, biechtten, gebiecht)
- opbiechten werkwoord (biecht op, biechtte op, biechtten op, opgebiecht)

Conjugations for confesar:

presente

confieso
confiesas
confiesa
confesamos
confesáis
confiesan

imperfecto

confesaba
confesabas
confesaba
confesábamos
confesabais
confesaban

indefinido

confesé
confesaste
confesó
confesamos
confesasteis
confesaron

fut. de ind.

confesaré
confesarás
confesará
confesaremos
confesaréis
confesarán

condic.

confesaría
confesarías
confesaría
confesaríamos
confesaríais
confesarían

pres. de subj.

que confiese
que confieses
que confiese
que confesemos
que confeséis
que confiesen

imp. de subj.

que confesara
que confesaras
que confesara
que confesáramos
que confesarais
que confesaran

miscelánea

¡confiesa!
¡confesad!
¡no confieses!
¡no confeséis!
confesado
confesando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor confesar:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bekennen		confesión
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bekennen	admitir; confesar
belijden	confesar; profesar
biechten	confesar; confesarse
geloof aanhangen	confesar; profesar
opbiechten	confesar; confesarse

Synoniemen voor "confesar":

admitir; reconocer; conceder; convenir
largar; cascar; manifestar; expresar; parlotear; rajar; cotorrear; decir; hablar; declarar; mencionar; nombrar; formular; anunciar; enunciar; observar; recitar; contar; parlar; articular; explicar; exponer; revelar; proclamar
distinguir; recordar; examinar; inspeccionar; aceptar
vomitar; desembuchar; cantar

Wiktionary: confesar

confesar

verb

toegeven
- bekennen → confesar
ten overstaan van een geestelijke bekennen welke religeuze wetten men overtreden heeft
- biechten → confesar; confesarse

Cross Translation:

From	To	Via
• confesar	→ de biecht afnemen; bekennen; biechten; erkennen; toegeven	↔ confesser — reconnaitre pour vrai.