Condensar in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

condensar:
- condenseren; geconcentreerder worden; stollen; dikker worden; verdikken; indikken; door koken dikker worden; verdampen; vervliegen; tot damp worden
Wiktionary:
- condensar → condenseren
- condensar → verkorten, beperken, verdichten, condenseren, neerslaan

Spaans

Uitgebreide vertaling voor condensar (Spaans) in het Nederlands

condensar:

condensar werkwoord

condensar (condensarse)
condenseren
- condenseren werkwoord (condenseer, condenseert, condenseerde, condenseerden, gecondenseerd)
condensar (concentrar)
geconcentreerder worden; stollen; dikker worden
- geconcentreerder worden werkwoord
- stollen werkwoord (stol, stolt, stolde, stolden, gestold)
- dikker worden werkwoord
condensar (espesar; espesarse)
verdikken; indikken; door koken dikker worden
- verdikken werkwoord (verdik, verdikt, verdikte, verdikten, verdikt)
- indikken werkwoord (dik in, dikt in, dikte in, dikten in, ingedikt)
- door koken dikker worden werkwoord
condensar (evaporarse; espesar; evaporar; volatilizarse)
verdampen; vervliegen; tot damp worden
- verdampen werkwoord (verdamp, verdampt, verdampte, verdampten, verdampt)
- vervliegen werkwoord (vervlieg, vervliegt, vervloog, vervlogen, vervlogen)
- tot damp worden werkwoord
condensar (espesar; dar consistencia)
verdikken; dikker worden
- verdikken werkwoord (verdik, verdikt, verdikte, verdikten, verdikt)
- dikker worden werkwoord

Conjugations for condensar:

presente

condenso
condensas
condensa
condensamos
condensáis
condensan

imperfecto

condensaba
condensabas
condensaba
condensábamos
condensabais
condensaban

indefinido

condensé
condensaste
condensó
condensamos
condensasteis
condensaron

fut. de ind.

condensaré
condensarás
condensará
condensaremos
condensaréis
condensarán

condic.

condensaría
condensarías
condensaría
condensaríamos
condensaríais
condensarían

pres. de subj.

que condense
que condenses
que condense
que condensemos
que condenséis
que condensen

imp. de subj.

que condensara
que condensaras
que condensara
que condensáramos
que condensarais
que condensaran

miscelánea

¡condensa!
¡condensad!
¡no condenses!
¡no condenséis!
condensado
condensando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor condensar:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
condenseren	condensar; condensarse
dikker worden	concentrar; condensar; dar consistencia; espesar	engordarse; ganar peso
door koken dikker worden	condensar; espesar; espesarse
geconcentreerder worden	concentrar; condensar
indikken	condensar; espesar; espesarse	reducirse
stollen	concentrar; condensar
tot damp worden	condensar; espesar; evaporar; evaporarse; volatilizarse
verdampen	condensar; espesar; evaporar; evaporarse; volatilizarse	emanar; exhalar; humear; vahear
verdikken	condensar; dar consistencia; espesar; espesarse	reducirse
vervliegen	condensar; espesar; evaporar; evaporarse; volatilizarse

Synoniemen voor "condensar":

adensar; espesar; concentrar; comprimir
consistir; resumir; cifrar
extractar; sintetizar; abreviar; compendiar; esquematizar

Wiktionary: condensar

condensar

verb

overgaan van gasvormige naar vloeibare toestand
- condenseren → condensar

Cross Translation:

From	To	Via
• condensar	→ verkorten; beperken	↔ abridge — to make shorter
• condensar	→ verdichten	↔ condense — to decrease size or volume
• condensar	→ condenseren; neerslaan	↔ condense — to transform something into a liquid
• condensar	→ neerslaan; condenseren	↔ condense — to be transformed into a liquid

Computer vertaling door derden: