Spaans

Uitgebreide vertaling voor comprimiste (Spaans) in het Nederlands

comprimir:

comprimir werkwoord

  1. comprimir (apretar; concentrarse; prensar; estrujar)
    comprimeren; samenpersen; samendrukken
    • comprimeren werkwoord (comprimeer, comprimeert, comprimeerde, comprimeerden, gecomprimeerd)
    • samenpersen werkwoord (pers samen, perst samen, perste samen, persten samen, samengeperst)
    • samendrukken werkwoord (druk samen, drukt samen, drukte samen, drukten samen, samengedrukt)
  2. comprimir (contraer)
    samentrekken; contracteren
    • samentrekken werkwoord (trek samen, trekt samen, samengetrokken)
    • contracteren werkwoord (contracteer, contracteert, contracteerde, contracteerden, gecontracteerd)
  3. comprimir (abarcar; incluir; contener; )
    omvatten
    • omvatten werkwoord (omvat, omvatte, omvatten, omvat)
  4. comprimir (idear; imaginar; inventar; )
    bedenken; verzinnen; uitdenken; verdichten; fantaseren; voorwenden
    • bedenken werkwoord (bedenk, bedenkt, bedacht, bedachten, bedacht)
    • verzinnen werkwoord (verzin, verzint, verzon, verzonnen, verzonnen)
    • uitdenken werkwoord (denk uit, denkt uit, dacht uit, dachten uit, uitgedacht)
    • verdichten werkwoord (verdicht, verdichtte, verdichtten, verdicht)
    • fantaseren werkwoord (fantaseer, fantaseert, fantaseerde, fantaseerden, gefantaseerd)
    • voorwenden werkwoord (wend voor, wendt voor, wendde voor, wendden voor, voorgewend)
  5. comprimir (limitar; restringir; incluir; )
    beperken; inkapselen; limiteren; inperken; indammen
    • beperken werkwoord (beperk, beperkt, beperkte, beperkten, beperkt)
    • inkapselen werkwoord (kapsel in, kapselt in, kapselde in, kapselden in, ingekapseld)
    • limiteren werkwoord (limiteer, limiteert, limiteerde, limiteerden, gelimiteerd)
    • inperken werkwoord (perk in, perkt in, perkte in, perkten in, ingeperkt)
    • indammen werkwoord (dam in, damt in, damde in, damden in, ingedamd)
  6. comprimir (exprimir)
    inpersen
    • inpersen werkwoord (pers in, perst in, perste in, persten in, ingeperst)
  7. comprimir (abarcar; incluir; acompañar; )
    toevoegen; bijvoegen; insluiten; bijsluiten
    • toevoegen werkwoord (voeg toe, voegt toe, voegde toe, voegden toe, toegevoegd)
    • bijvoegen werkwoord (voeg bij, voegt bij, voegde bij, voegden bij, bijgevoegd)
    • insluiten werkwoord (sluit in, sloot in, sloten in, ingesloten)
    • bijsluiten werkwoord
  8. comprimir
    comprimeren
    • comprimeren werkwoord (comprimeer, comprimeert, comprimeerde, comprimeerden, gecomprimeerd)

Conjugations for comprimir:

presente
  1. comprimo
  2. comprimes
  3. comprime
  4. comprimimos
  5. comprimís
  6. comprimen
imperfecto
  1. comprimía
  2. comprimías
  3. comprimía
  4. comprimíamos
  5. comprimíais
  6. comprimían
indefinido
  1. comprimí
  2. comprimiste
  3. comprimió
  4. comprimimos
  5. comprimisteis
  6. comprimieron
fut. de ind.
  1. comprimiré
  2. comprimirás
  3. comprimirá
  4. comprimiremos
  5. comprimiréis
  6. comprimirán
condic.
  1. comprimiría
  2. comprimirías
  3. comprimiría
  4. comprimiríamos
  5. comprimiríais
  6. comprimirían
pres. de subj.
  1. que comprima
  2. que comprimas
  3. que comprima
  4. que comprimamos
  5. que comprimáis
  6. que compriman
imp. de subj.
  1. que comprimiera
  2. que comprimieras
  3. que comprimiera
  4. que comprimiéramos
  5. que comprimierais
  6. que comprimieran
miscelánea
  1. ¡comprime!
  2. ¡comprimid!
  3. ¡no comprimas!
  4. ¡no comprimáis!
  5. comprimido
  6. comprimiendo
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor comprimir:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beperken dificultar; estorbar; obstaculizar; obstruir
bijvoegen añadir; incorporar
fantaseren fantasear; inventar
indammen contrarrestar; ir en contra de
toevoegen añadir; incorporar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedenken apretar; compendiar; comprimir; concentrarse; condensarse; divagar; estrujar; fantasear; idear; imaginar; inventar; pensar; planear acordarse; agradar; considerar; contemplar; fantasear; idear; inventar un plan; meditar; pensar; recordar; reflexionar; reflexionar sobre; tramar; urdir
beperken acorralar; aislar; comprimir; contener; encapsular; encauzar; encerrar; englobar; envolver; incluir; limitar; neutralizar; restringir acorralar; acotar; apear; atenuar; cercar; cercenar; cerrar; colocar; depositar; derrocar; deslindar; destituir; destronar; encerrar; estafar; limitar; recortar; reducir; reducirse; restringir; vallar
bijsluiten abarcar; abrazar; acompañar; acorralar; adjuntar; agregar; aislar; añadir; comprimir; contener; contornear; copar; cubrir; dominar; encapsular; encerrar; englobar; envolver; incluir; limitar; restringir acceder; acompañar; adjuntar; agregar; alzar; ampliar; añadir; incluir
bijvoegen abarcar; abrazar; acompañar; acorralar; adjuntar; agregar; aislar; añadir; comprimir; contener; contornear; copar; cubrir; dominar; encapsular; encerrar; englobar; envolver; incluir; limitar; restringir acceder; acompañar; adjuntar; agregar; alzar; ampliar; añadir; incluir
comprimeren apretar; comprimir; concentrarse; estrujar; prensar archivar; compactar
contracteren comprimir; contraer contratar; estipular
fantaseren apretar; compendiar; comprimir; concentrarse; condensarse; divagar; estrujar; fantasear; idear; imaginar; inventar; pensar; planear
indammen acorralar; aislar; comprimir; contener; encapsular; encauzar; encerrar; englobar; envolver; incluir; limitar; neutralizar; restringir cerrar con un dique; construir un dique alrededor de; poner diques a; rodear de un dique
inkapselen acorralar; aislar; comprimir; contener; encapsular; encauzar; encerrar; englobar; envolver; incluir; limitar; neutralizar; restringir encapsular; encintar
inperken acorralar; aislar; comprimir; contener; encapsular; encauzar; encerrar; englobar; envolver; incluir; limitar; neutralizar; restringir atenuar; limitar; recortar; reducir; reducirse; truncar
inpersen comprimir; exprimir
insluiten abarcar; abrazar; acompañar; acorralar; adjuntar; agregar; aislar; añadir; comprimir; contener; contornear; copar; cubrir; dominar; encapsular; encerrar; englobar; envolver; incluir; limitar; restringir acorralar; cercar; ceñir; encerrar; incluir; insertar; rodear
limiteren acorralar; aislar; comprimir; contener; encapsular; encauzar; encerrar; englobar; envolver; incluir; limitar; neutralizar; restringir
omvatten abarcar; acorralar; ceñir; comprender; comprimir; contener; contornear; cubrir; dominar; encapsular; encerrar; englobar; envolver; incluir
samendrukken apretar; comprimir; concentrarse; estrujar; prensar
samenpersen apretar; comprimir; concentrarse; estrujar; prensar
samentrekken comprimir; contraer encogerse; secarse
toevoegen abarcar; abrazar; acompañar; acorralar; adjuntar; agregar; aislar; añadir; comprimir; contener; contornear; copar; cubrir; dominar; encapsular; encerrar; englobar; envolver; incluir; limitar; restringir acceder; acompañar; adjuntar; agregar; alzar; ampliar; anexar; apostar; añadir; completar; contar; contar también; incluir; insertar; sumar; suplir el déficit
uitdenken apretar; compendiar; comprimir; concentrarse; condensarse; divagar; estrujar; fantasear; idear; imaginar; inventar; pensar; planear elaborar con ideas
verdichten apretar; compendiar; comprimir; concentrarse; condensarse; divagar; estrujar; fantasear; idear; imaginar; inventar; pensar; planear
verzinnen apretar; compendiar; comprimir; concentrarse; condensarse; divagar; estrujar; fantasear; idear; imaginar; inventar; pensar; planear inventar un plan; tramar; urdir
voorwenden apretar; compendiar; comprimir; concentrarse; condensarse; divagar; estrujar; fantasear; idear; imaginar; inventar; pensar; planear fingir; pretender
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
inkapselen encapsular

Synoniemen voor "comprimir":


Wiktionary: comprimir

comprimir
verb
  1. samenpersen, compact maken

Cross Translation:
FromToVia
comprimir samendrukken; comprimeren; verdichten compress — to press together into a smaller space
comprimir comprimeren compress — to encode digital information into less bits
comprimir aandrukken tassercroître, multiplier, s’élargir.