Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
- complemento:
- complementar:
-
Wiktionary:
- complemento → complement, toevoegsel, volmaaktheid
- complemento → toebehoren, aanhangsel, accessoire, meewerkend voorwerp, lijdend voorwerp
- complementar → volmaken, aanvullen
Spaans
Uitgebreide vertaling voor complemento (Spaans) in het Nederlands
complemento:
-
el complemento (finalización; suplemento; reposición; terminación)
-
el complemento
-
el complemento
-
el complemento
-
el complemento
de aanvulling -
el complemento (dispositivo complementario)
Vertaal Matrix voor complemento:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aanvulling | complemento | addenda; adición; ampliación; anexo; apéndice; artículo suplementario; aumento; empaquetadura; empaste; encierro; engrandecimiento; ensanche; expansión; pedido; suplemento |
completering | complemento; finalización; reposición; suplemento; terminación | |
module | complemento | módulo |
plug-in | complemento | |
voltooiing | complemento; finalización; reposición; suplemento; terminación | cumplimiento; fin; terminación |
Not Specified | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
invoegtoepassing | complemento | |
uitbreidingskaart | complemento; dispositivo complementario | tarjeta de expansión |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
uitbreidingskaart | tarjeta de ampliación |
Verwante woorden van "complemento":
Synoniemen voor "complemento":
Wiktionary: complemento
complemento
Cross Translation:
noun
-
aanvulling (ook (medisch, nld))
-
wat toegevoegd wordt
-
de volmaaktheid
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• complemento | → toebehoren; aanhangsel; accessoire | ↔ accessory — that which belongs to something else deemed the principal, attachment |
• complemento | → meewerkend voorwerp; lijdend voorwerp | ↔ object — in grammar |
complemento vorm van complementar:
-
complementar (completar; perfeccionar; volver a llenar)
completeren; vervolledigen; volledig maken; compleet maken-
volledig maken werkwoord (maak volledig, maakt volledig, maakte volledig, maakten volledig, volledig gemaakt)
-
compleet maken werkwoord (maak compleet, maakt compleet, maakte compleet, maakten compleet, compleet gemaakt)
-
complementar (completar; terminar)
completeren; voltooien; vervolledigen; afmaken; perfectioneren; volledig maken; vervolmaken-
perfectioneren werkwoord (perfectioneer, perfectioneert, perfectioneerde, perfectioneerden, geperfectioneerd)
-
volledig maken werkwoord (maak volledig, maakt volledig, maakte volledig, maakten volledig, volledig gemaakt)
Conjugations for complementar:
presente
- complemento
- complementas
- complementa
- complementamos
- complementáis
- complementan
imperfecto
- complementaba
- complementabas
- complementaba
- complementábamos
- complementabais
- complementaban
indefinido
- complementé
- complementaste
- complementó
- complementamos
- complementasteis
- complementaron
fut. de ind.
- complementaré
- complementarás
- complementará
- complementaremos
- complementaréis
- complementarán
condic.
- complementaría
- complementarías
- complementaría
- complementaríamos
- complementaríais
- complementarían
pres. de subj.
- que complemente
- que complementes
- que complemente
- que complementemos
- que complementéis
- que complementen
imp. de subj.
- que complementara
- que complementaras
- que complementara
- que complementáramos
- que complementarais
- que complementaran
miscelánea
- ¡complementa!
- ¡complementad!
- ¡no complementes!
- ¡no complementéis!
- complementado
- complementando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor complementar:
Wiktionary: complementar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• complementar | → volmaken; aanvullen | ↔ complement — to complete |
• complementar | → aanvullen | ↔ complement — to provide what the partner lacks and lack what the partner provides |
• complementar | → aanvullen | ↔ supplement — to provide or make a supplement to |