Competencia in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Spaans

Uitgebreide vertaling voor competencia (Spaans) in het Nederlands

la competencia (profesionalidad; experiencia profesional; capacidad profesional)
de techniek; mate van kunstbeheersing
- techniek [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- mate van kunstbeheersing [znw.] zelfstandig naamwoord
la competencia (facultad; autoridad)
de competentie; de bevoegdheid
- competentie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- bevoegdheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la competencia (rivalidad)
de concurrentie; de rivaliteit; de wedijver
- concurrentie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- rivaliteit [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- wedijver [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
la competencia (aptitud; capacidad; potencia)
de bekwaamheid; de capaciteit; de kwaliteit; ter zake kundigheid
- bekwaamheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- capaciteit [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- kwaliteit [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- ter zake kundigheid [znw.] zelfstandig naamwoord
la competencia (capacidad; facultad)
de competentie; capabelheid
- competentie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- capabelheid [znw.] zelfstandig naamwoord
la competencia (autorización)
de bevoegdheid; bevoegd zijn
- bevoegdheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- bevoegd zijn [znw.] zelfstandig naamwoord
la competencia (experiencia)
doorkneedheid
- doorkneedheid [znw.] zelfstandig naamwoord
la competencia
de concurrentie
- concurrentie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la competencia
de competentie
- competentie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bekwaamheid	aptitud; capacidad; competencia; potencia	aptitud; capacidad; destreza; dádiva; experiencia; genialidad; genio; persona con talento; presteza; talento
bevoegd zijn	autorización; competencia
bevoegdheid	autoridad; autorización; competencia; facultad	privilegio
capabelheid	capacidad; competencia; facultad
capaciteit	aptitud; capacidad; competencia; potencia	capacidad; carga máxima; don; dádiva; energía; fuerza; genialidad; genio; persona con talento; poder; potencia; talento; tamaño; volumen
competentie	autoridad; capacidad; competencia; facultad
concurrentie	competencia; rivalidad	competición; competidores; rivales
doorkneedheid	competencia; experiencia
kwaliteit	aptitud; capacidad; competencia; potencia	calidad
mate van kunstbeheersing	capacidad profesional; competencia; experiencia profesional; profesionalidad
rivaliteit	competencia; rivalidad
techniek	capacidad profesional; competencia; experiencia profesional; profesionalidad
ter zake kundigheid	aptitud; capacidad; competencia; potencia
wedijver	competencia; rivalidad

competencia

noun

een ontwikkelbaar vermogen van mensen waarmee ze in voorkomende situaties adequaat, gemotiveerd, proces- en resultaatgericht kunnen handelen
- competentie → competencia
economie|nld het mede-wedijveren om iets, in het bijzonder een vorm van winst
- concurrentie → competencia; competición
het beschikken over kennis van zaken, ervaring en vaardigheid nodig om een taak of functie te vervullen
- deskundigheid → competencia; conocimiento

Cross Translation:

From	To	Via
• competencia	→ competitie; toernooi	↔ competition — contest for a prize or award
• competencia	→ wedstrijd	↔ contest — competition
• competencia	→ competentie	↔ Kompetenz — Zuständigkeit, Befugnis
• competencia	→ competentie	↔ Kompetenz — Vermögen, Fähigkeit