Overzicht


Spaans

Uitgebreide vertaling voor compensar (Spaans) in het Nederlands

compensar:

compensar werkwoord

  1. compensar (recompensar; remunerar; resarcir de)
    compenseren; vergoeden; goedmaken
    • compenseren werkwoord (compenseer, compenseert, compenseerde, compenseerden, gecompenseerd)
    • vergoeden werkwoord (vergoed, vergoedt, vergoedde, vergoedden, vergoed)
    • goedmaken werkwoord (maak goed, maakt goed, maakte goed, maakten goed, goedgemaakt)
  2. compensar (recuperar; dar alcance a)
    goedmaken; bijspijkeren; inhalen
    • goedmaken werkwoord (maak goed, maakt goed, maakte goed, maakten goed, goedgemaakt)
    • bijspijkeren werkwoord (spijker bij, spijkert bij, spijkerde bij, spijkerden bij, bijgespijkerd)
    • inhalen werkwoord (haal in, haalt in, haalde in, haalden in, ingehaald)
  3. compensar (abonar honorarios; gratificar; recompensar; )
    honoreren; belonen; betalen; bezoldigen; salariëren
    • honoreren werkwoord (honoreer, honoreert, honoreerde, honoreerden, gehonoreerd)
    • belonen werkwoord (beloon, beloont, beloonde, beloonden, beloond)
    • betalen werkwoord (betaal, betaalt, betaalde, betaalden, betaald)
    • bezoldigen werkwoord (bezoldig, bezoldigt, bezoldigde, bezoldigden, bezoldigd)
    • salariëren werkwoord (salariëer, salariëert, salariëerde, salariëerden, gesalariëerd)
  4. compensar
    opwegen
    • opwegen werkwoord (weeg op, weegt op, woog op, wogen op, opgewogen)
  5. compensar
    verrekenen
    • verrekenen werkwoord (verreken, verrekent, verrekende, verrekenden, verrekend)

Conjugations for compensar:

presente
  1. compenso
  2. compensas
  3. compensa
  4. compensamos
  5. compensáis
  6. compensan
imperfecto
  1. compensaba
  2. compensabas
  3. compensaba
  4. compensábamos
  5. compensabais
  6. compensaban
indefinido
  1. compensé
  2. compensaste
  3. compensó
  4. compensamos
  5. compensasteis
  6. compensaron
fut. de ind.
  1. compensaré
  2. compensarás
  3. compensará
  4. compensaremos
  5. compensaréis
  6. compensarán
condic.
  1. compensaría
  2. compensarías
  3. compensaría
  4. compensaríamos
  5. compensaríais
  6. compensarían
pres. de subj.
  1. que compense
  2. que compenses
  3. que compense
  4. que compensemos
  5. que compenséis
  6. que compensen
imp. de subj.
  1. que compensara
  2. que compensaras
  3. que compensara
  4. que compensáramos
  5. que compensarais
  6. que compensaran
miscelánea
  1. ¡compensa!
  2. ¡compensad!
  3. ¡no compenses!
  4. ¡no compenséis!
  5. compensado
  6. compensando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor compensar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
betalen desembolso; liquidar; pago
compenseren arreglo; compensación
goedmaken arreglo
inhalen recoger
vergoeden arreglo; compensación; restitución
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
belonen abonar honorarios; admitir; atender; compensar; devolver; gratificar; pagar; poner algo de su parte; premiar; recompensar; reembolsar; remunerar; retribuir; satisfacer los deseos de una persona
betalen abonar honorarios; admitir; atender; compensar; devolver; gratificar; pagar; poner algo de su parte; premiar; recompensar; reembolsar; remunerar; retribuir; satisfacer los deseos de una persona admitir; arreglar; atender; gratificar; pagar; premiar; recompensar; remunerar; retribuir; saldar
bezoldigen abonar honorarios; admitir; atender; compensar; devolver; gratificar; pagar; poner algo de su parte; premiar; recompensar; reembolsar; remunerar; retribuir; satisfacer los deseos de una persona
bijspijkeren compensar; dar alcance a; recuperar
compenseren compensar; recompensar; remunerar; resarcir de
goedmaken compensar; dar alcance a; recompensar; recuperar; remunerar; resarcir de arreglar; asistir en el parto; corregir; desempeñar; fijar; mejorar; modificar; perfeccionar; poner en orden; poner recto; reajustar; rectificar; redimir; rehabilitar; remendar; renovar; reparar; rescatar; restaurar
honoreren abonar honorarios; admitir; atender; compensar; devolver; gratificar; pagar; poner algo de su parte; premiar; recompensar; reembolsar; remunerar; retribuir; satisfacer los deseos de una persona
inhalen compensar; dar alcance a; recuperar adelantar; alcanzar; pasar; recoger; recuperar
opwegen compensar
salariëren abonar honorarios; admitir; atender; compensar; devolver; gratificar; pagar; poner algo de su parte; premiar; recompensar; reembolsar; remunerar; retribuir; satisfacer los deseos de una persona
vergoeden compensar; recompensar; remunerar; resarcir de indemnizar; resarcir
verrekenen compensar ajustar cuentas; calcular mal; deducir; descomponer; descontar; errar el cálculo; implicar; pagar; saldar; saldar una cuenta

Synoniemen voor "compensar":


Wiktionary: compensar

compensar
verb
  1. iets goed (proberen te) maken, terug in balans brengen
  2. aan iemand compensatie verlenen voor gemaakte kosten of geleden schade

Cross Translation:
FromToVia
compensar compenseren; goedmaken; vergoeden compenserdédommager une perte par un avantage considéré comme équivalent.

Computer vertaling door derden: