Comparto in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

compartir:
- splitsen; delen; opsplitsen; opdelen; zich splitsen
Wiktionary:
- compartir → afbreken, delen, splitsen, opsplitsen, verdelen

Spaans

Uitgebreide vertaling voor comparto (Spaans) in het Nederlands

compartir werkwoord

compartir (subdividir; distribuir; repartir; separar)
splitsen; delen; opsplitsen; opdelen
- splitsen werkwoord (splits, splitst, splitsde, splitsden, gesplitst)
- delen werkwoord (deel, deelt, deelde, deelden, gedeeld)
- opsplitsen werkwoord (splits op, splitst op, splitste op, splitsten op, opgesplitst)
- opdelen werkwoord (deel op, deelt op, deelde op, deelden op, opgedeeld)
compartir (subdividir; repartir; separar; distribuir)
zich splitsen
- zich splitsen werkwoord
compartir
delen
- delen werkwoord (deel, deelt, deelde, deelden, gedeeld)

Conjugations for compartir:

presente

comparto
compartes
comparte
compartimos
compartís
comparten

imperfecto

compartía
compartías
compartía
compartíamos
compartíais
compartían

indefinido

compartí
compartiste
compartió
compartimos
compartisteis
compartieron

fut. de ind.

compartiré
compartirás
compartirá
compartiremos
compartiréis
compartirán

condic.

compartiría
compartirías
compartiría
compartiríamos
compartiríais
compartirían

pres. de subj.

que comparta
que compartas
que comparta
que compartamos
que compartáis
que compartan

imp. de subj.

que compartiera
que compartieras
que compartiera
que compartiéramos
que compartierais
que compartieran

miscelánea

¡comparte!
¡compartid!
¡no compartas!
¡no compartáis!
compartido
compartiendo

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor compartir:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
delen		barriles; partes; piezas; porciones; raciones; unidades
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
delen	compartir; distribuir; repartir; separar; subdividir
opdelen	compartir; distribuir; repartir; separar; subdividir
opsplitsen	compartir; distribuir; repartir; separar; subdividir
splitsen	compartir; distribuir; repartir; separar; subdividir	cortar; desenganchar; deshacer; desmontar; desvincular; dividir; divorciarse; fisionar; hacer pedazos; partir; separar; separarse
zich splitsen	compartir; distribuir; repartir; separar; subdividir

Synoniemen voor "compartir":

acompañar; escoltar; seguir; juntarse; agregar; unirse; asociarse; flanquear; anexar; adjuntar

Wiktionary: compartir

Cross Translation:

From	To	Via
• compartir	→ afbreken; delen; splitsen; opsplitsen; verdelen	↔ partager — diviser une chose en plusieurs parties séparer, pour en faire la distribution.

Computer vertaling door derden: