Comienzo in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

comienzo:
- begin; opening; aanvang; start; inzet; inzetten; aanheffen; van kracht worden; ingaan; effectief worden
Wiktionary:
- comienzo → aanhef, aanvang
- comienzo → begin, aanvang, beginnen, starten, aanvangen, start

Spaans

Uitgebreide vertaling voor comienzo (Spaans) in het Nederlands

el comienzo (inicio; principio; abertura)
het begin; de opening; de aanvang; de start; de inzet
- begin [het ~] zelfstandig naamwoord
- opening [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- aanvang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- start [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- inzet [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
el comienzo (empezar; comenzar)
het inzetten; aanheffen
- inzetten [het ~] zelfstandig naamwoord
- aanheffen [znw.] zelfstandig naamwoord
el comienzo (entrar en vigor)
van kracht worden; ingaan; effectief worden
- van kracht worden [znw.] zelfstandig naamwoord
- ingaan [znw.] zelfstandig naamwoord
- effectief worden [znw.] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanheffen	comenzar; comienzo; empezar
aanvang	abertura; comienzo; inicio; principio
begin	abertura; comienzo; inicio; principio
effectief worden	comienzo; entrar en vigor
ingaan	comienzo; entrar en vigor
inzet	abertura; comienzo; inicio; principio	aplicación; apuesta; banca; bote; dedicación; devoción; empleo; fin; gol; intencion; meta; objetivo; plato; puesta; uso; utilización
inzetten	comenzar; comienzo; empezar	apuesta; implementación; implementación de software; postura; puesta
opening	abertura; comienzo; inicio; principio	abertura; abismo; acequia; arruga; barranco; boquete; brecha; canal; canaladura; canalizo; corredera; cuca; entalladura; escopladura; espacio; espacio intermedio; fisura; grieta; hendidura; intervalo; marco de la puerta; muesca; precipicio; quebrada; raja; ranura; regadera; rendija; roza; surco; vano; zanja
start	abertura; comienzo; inicio; principio	ceremonia de inauguración; inicio
van kracht worden	comienzo; entrar en vigor
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
ingaan		acceder; caer en; entrar; entrar en; hacer su entrada; llegar; meterse; pasar a; reaccionar
inzetten		apostar; comenzar; empezar; esforzarse; hacer puesta; hacer su puesta; hacer una apuesta; iniciar; insertar; jugar; jugarse; rendir

comienzo

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• comienzo	→ begin	↔ beginning — act of doing that which begins anything
• comienzo	→ aanvang	↔ inception — the creation or beginning of something
• comienzo	→ beginnen; starten; aanvangen	↔ start — beginning of an activity
• comienzo	→ begin	↔ Anfang — zeitlicher oder räumlicher Beginn oder Ausgangspunkt eines Vorgangs oder einer Sache
• comienzo	→ begin	↔ commencement — Ce par quoi une chose commencer ; la premier partie d’une chose qui a ou qui doit avoir une durée, une suite, un progrès, une étendue.
• comienzo	→ start	↔ départ — Début