Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal comercio

Vertaal comercio van Spaans naar Nederlands

Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. comercio:
  2. comerciar:
  3. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor comercio (Spaans) in het Nederlands

comercio:

comercio [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el comercio (operación comercial; cosa; acuerdo; caso)
    de winkel; de zaak; de winkelzaak
    • winkel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • zaak [de ~] zelfstandig naamwoord
    • winkelzaak [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. el comercio (mercado; mercancías)
    de markt; de handel; de goederenhandel
  3. el comercio (mercancías; negocio)
    de commercie; de handel
    • commercie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • handel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. el comercio (negocio; mercancía; género; mercadería; artículo de comercio)
    de koophandel; de negotie; het handelsverkeer; de handel
  5. el comercio (tienda; mercancías; negocio)
    de handel; de zaak; het winkelbedrijf; de nering; kleine onderneming; het bedrijf
  6. el comercio (mercancía; negocios)
    de handelswaar; de koopwaar; de nering; de koophandel; de handel; de waar; de klandizie
    • handelswaar [de ~] zelfstandig naamwoord
    • koopwaar [de ~] zelfstandig naamwoord
    • nering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • koophandel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • handel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • waar [de ~] zelfstandig naamwoord
    • klandizie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  7. el comercio (ramo industrial; industria; fábrica; )
    de industrie; tak van nijverheid
  8. el comercio (tienda de productos indonesios; tienda; almacén; )
    de toko
    • toko [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor comercio:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedrijf comercio; mercancías; negocio; tienda asociación; casa; casa de comercio; compañía; compañía mercantil; cuerpo; empresa; empresa comercial; empresa mercantil; firma; grupo de comércios; negocio; sociedad; sociedad colectiva; vida de la empresa
commercie comercio; mercancías; negocio
goederenhandel comercio; mercado; mercancías
handel artículo de comercio; comercio; género; mercadería; mercado; mercancía; mercancías; negocio; negocios; tienda acorde; agarradero; agarro; artificio; artimaña; botón; empuñadora; empuñadura; hacer negocios; manija; manivela; mercancías; negociar; oreja; palanca; taburete; tirador
handelsverkeer artículo de comercio; comercio; género; mercadería; mercancía; negocio hacer negocios; intercambio comercial; negociar
handelswaar comercio; mercancía; negocios mercadería; mercancías
industrie aplicación; casa de comercio; comercio; compañía; fábrica; grupo de empresas; industria; ramo industrial
klandizie comercio; mercancía; negocios clientela; clientes; círculo de clientes
kleine onderneming comercio; mercancías; negocio; tienda
koophandel artículo de comercio; comercio; género; mercadería; mercancía; negocio; negocios hacer negocios; negociar
koopwaar comercio; mercancía; negocios artículos; mercadería; mercancías
markt comercio; mercado; mercancías mercado
negotie artículo de comercio; comercio; género; mercadería; mercancía; negocio
nering comercio; mercancía; mercancías; negocio; negocios; tienda hacer negocios; negociar
tak van nijverheid aplicación; casa de comercio; comercio; compañía; fábrica; grupo de empresas; industria; ramo industrial
toko almacén; almacén de comestibles; bazar; comercio; negocio en el comercio; tienda; tienda de comestibles; tienda de productos indonesios
waar comercio; mercancía; negocios artículos; bienes; chanchullos; chismes; cosas; cositas; mercadería; mercancías; productos; trabajos
winkel acuerdo; caso; comercio; cosa; operación comercial
winkelbedrijf comercio; mercancías; negocio; tienda
winkelzaak acuerdo; caso; comercio; cosa; operación comercial
zaak acuerdo; caso; comercio; cosa; mercancías; negocio; operación comercial; tienda artículo; asunto; bien; casa de comercio; casa mercantil; caso; cosa; cuestión; empresa; empresa comercial; negocio; objeto; operación comercial; transacción
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
waar auténtico; calculador; ciertamente; de veras; de verdad; efectivamente; efectivo; genuino; precisamente; verdaderamente; verdadero
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
waar dónde

Verwante woorden van "comercio":

  • comercios

Synoniemen voor "comercio":


Wiktionary: comercio

comercio
noun
  1. bedrijfskunde|nld exploitatie van een bedrijf
  2. handel|nld de verhandeling van goederen en diensten
  3. de in- en verkoop van goederen
Cross Translation:
FromToVia
• comercio → commercie; handel ↔ commerce — large scale trade
• comercio → winkel ↔ shop — establishment that sells goods
• comercio → handel ↔ trade — buying and selling
• comercio → handel ↔ commerce — trafic, négoce de marchandises, d’argent, en gros ou au détail.

comercio vorm van comerciar:

comerciar werkwoord

  1. comerciar (negociar; traficar en)
    handelen; handel drijven
  2. comerciar (comercializar; vender; venderse)
    verkopen; verhandelen
    • verkopen werkwoord (verkoop, verkoopt, verkocht, verkochten, verkocht)
    • verhandelen werkwoord (verhandel, verhandelt, verhandelde, verhandelden, verhandeld)

Conjugations for comerciar:

presente
  1. comercio
  2. comercias
  3. comercia
  4. comerciamos
  5. comerciáis
  6. comercian
imperfecto
  1. comerciaba
  2. comerciabas
  3. comerciaba
  4. comerciábamos
  5. comerciabais
  6. comerciaban
indefinido
  1. comercié
  2. comerciaste
  3. comerció
  4. comerciamos
  5. comerciasteis
  6. comerciaron
fut. de ind.
  1. comerciaré
  2. comerciarás
  3. comerciará
  4. comerciaremos
  5. comerciaréis
  6. comerciarán
condic.
  1. comerciaría
  2. comerciarías
  3. comerciaría
  4. comerciaríamos
  5. comerciaríais
  6. comerciarían
pres. de subj.
  1. que comercie
  2. que comercies
  3. que comercie
  4. que comerciemos
  5. que comerciéis
  6. que comercien
imp. de subj.
  1. que comerciara
  2. que comerciaras
  3. que comerciara
  4. que comerciáramos
  5. que comerciarais
  6. que comerciaran
miscelánea
  1. ¡comercia!
  2. ¡comerciad!
  3. ¡no comercies!
  4. ¡no comerciéis!
  5. comerciado
  6. comerciando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor comerciar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
handelen acción; procedimiento
verkopen vender
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
handel drijven comerciar; negociar; traficar en
handelen comerciar; negociar; traficar en actuar; efectuar; hacer; hacer realizar; negociar; proceder; realizar; trabajar; tratar en
verhandelen comercializar; comerciar; vender; venderse
verkopen comercializar; comerciar; vender; venderse consumir el tiempo parrandeando; derrochar; desperdiciar; despilfarrar; dilapidar; gastarse todo el dinero; malgastar

Wiktionary: comerciar

Cross Translation:
FromToVia
• comerciar → handelen ↔ deal — trade

Verwante vertalingen van comercio







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0456 seconde
Page rendered in 1.0 seconds