Spaans

Uitgebreide vertaling voor clasificar (Spaans) in het Nederlands

clasificar:

clasificar werkwoord

  1. clasificar (ordenar)
    rangschikken; classificeren
    • rangschikken werkwoord (rangschik, rangschikt, rangschikte, rangschikten, gerangschikt)
    • classificeren werkwoord (clasificeer, clasificeert, clasificeerde, clasificeerden, geclassificeerd)
  2. clasificar (ordenar)
    rangschikken; rangordenen
    • rangschikken werkwoord (rangschik, rangschikt, rangschikte, rangschikten, gerangschikt)
    • rangordenen werkwoord (rangorden, rangordent, rangordende, rangordenden, gerangordend)
  3. clasificar (organizar; sistematizar; repartir; )
    ordenen; indelen; groeperen; arrangeren; systematiseren
    • ordenen werkwoord (orden, ordent, ordende, ordenden, geordend)
    • indelen werkwoord (deel in, deelt in, deelde in, deelden in, ingedeeld)
    • groeperen werkwoord (groepeer, groepeert, groepeerde, groepeerden, gegroepeerd)
    • arrangeren werkwoord (arrangeer, arrangeert, arrangeerde, arrangeerden, gearrangeerd)
    • systematiseren werkwoord (systematiseer, systematiseert, systematiseerde, systematiseerden, gesystematiseerd)
  4. clasificar (sortear; ordenar; seleccionar)
    sorteren; rangeren; schiften; uitzoeken; ordenen
    • sorteren werkwoord (sorteer, sorteert, sorteerde, sorteerden, gesorteerd)
    • rangeren werkwoord (rangeer, rangeert, rangeerde, rangeerden, gerangeerd)
    • schiften werkwoord (schift, schiftte, schiftten, geschift)
    • uitzoeken werkwoord (zoek uit, zoekt uit, zocht uit, zochten uit, uitgezocht)
    • ordenen werkwoord (orden, ordent, ordende, ordenden, geordend)
  5. clasificar
    klasseren
    • klasseren werkwoord (klasseer, klasseert, klasseerde, klasseerden, geklasseerd)
  6. clasificar (ordenar; organizar; sistematizar)
    ficheren
    • ficheren werkwoord (ficheer, ficheert, ficheerde, ficheerden, geficheerd)
  7. clasificar (hospedarse; alojarse; habitar; )
    onderdak verschaffen; plaatsen; huisvesten; herbergen; onderbrengen; onderdak geven; iemand onderdak verlenen
    • onderdak verschaffen werkwoord (verschaf onderdak, verschaft onderdak, verschafte onderdak, verschaften onderdak, onderdak verschaft)
    • plaatsen werkwoord (plaats, plaatst, plaatste, plaatsten, geplaatst)
    • huisvesten werkwoord (huisvest, huisvestte, huisvestten, gehuisvest)
    • herbergen werkwoord (herberg, herbergt, herbergde, herbergden, geherbergd)
    • onderbrengen werkwoord (breng onder, brengt onder, bracht onder, brachten onder, ondergebracht)
    • onderdak geven werkwoord (geef onderdak, geeft onderdak, gaf onderdak, gaven onderdak, onderdak gegeven)
  8. clasificar (clasificar por orden de prioridad)
    rangschikken
    • rangschikken werkwoord (rangschik, rangschikt, rangschikte, rangschikten, gerangschikt)

Conjugations for clasificar:

presente
  1. clasifico
  2. clasificas
  3. clasifica
  4. clasificamos
  5. clasificáis
  6. clasifican
imperfecto
  1. clasificaba
  2. clasificabas
  3. clasificaba
  4. clasificábamos
  5. clasificabais
  6. clasificaban
indefinido
  1. clasifiqué
  2. clasificaste
  3. clasificó
  4. clasificamos
  5. clasificasteis
  6. clasificaron
fut. de ind.
  1. clasificaré
  2. clasificarás
  3. clasificará
  4. clasificaremos
  5. clasificaréis
  6. clasificarán
condic.
  1. clasificaría
  2. clasificarías
  3. clasificaría
  4. clasificaríamos
  5. clasificaríais
  6. clasificarían
pres. de subj.
  1. que clasifique
  2. que clasifiques
  3. que clasifique
  4. que clasifiquemos
  5. que clasifiquéis
  6. que clasifiquen
imp. de subj.
  1. que clasificara
  2. que clasificaras
  3. que clasificara
  4. que clasificáramos
  5. que clasificarais
  6. que clasificaran
miscelánea
  1. ¡clasifica!
  2. ¡clasificad!
  3. ¡no clasifiques!
  4. ¡no clasifiquéis!
  5. clasificado
  6. clasificando
1. yo, 2. tĆŗ, 3. Ć©l/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

clasificar [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el clasificar (clasificación; escalafón; fila; jerarquía)
    rangschikken; de rangschikking

Vertaal Matrix voor clasificar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ordenen arreglar; ordernar
rangschikken clasificación; clasificar; escalafón; fila; jerarquía
rangschikking clasificación; clasificar; escalafón; fila; jerarquía clasificación; distribución; división
uitzoeken seleccionar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arrangeren clasificar; disponer; ordenar; organizar; repartir; seleccionar; sistematizar; sortear arreglar; comenzar; construir; dirigir; erigir; establecer; estructurar; formar; fundar; iniciar; instrumentar; levantar; montar; organizar; orquestar; poner; poner en pie
classificeren clasificar; ordenar
ficheren clasificar; ordenar; organizar; sistematizar
groeperen clasificar; disponer; ordenar; organizar; repartir; seleccionar; sistematizar; sortear agrupar
herbergen alojarse; apartar; clasificar; dar alojamiento; destinar; estacionar; habitar; hospedar; hospedarse; vivir en casa de una persona albergar; hospedar
huisvesten alojarse; apartar; clasificar; dar alojamiento; destinar; estacionar; habitar; hospedar; hospedarse; vivir en casa de una persona albergar; hospedar
iemand onderdak verlenen alojarse; apartar; clasificar; dar alojamiento; destinar; estacionar; habitar; hospedar; hospedarse; vivir en casa de una persona
indelen clasificar; disponer; ordenar; organizar; repartir; seleccionar; sistematizar; sortear
klasseren clasificar
onderbrengen alojarse; apartar; clasificar; dar alojamiento; destinar; estacionar; habitar; hospedar; hospedarse; vivir en casa de una persona albergar; hospedar
onderdak geven alojarse; apartar; clasificar; dar alojamiento; destinar; estacionar; habitar; hospedar; hospedarse; vivir en casa de una persona albergar; hospedar
onderdak verschaffen alojarse; apartar; clasificar; dar alojamiento; destinar; estacionar; habitar; hospedar; hospedarse; vivir en casa de una persona albergar; hospedar
ordenen clasificar; disponer; ordenar; organizar; repartir; seleccionar; sistematizar; sortear catalogar; poner orden
plaatsen alojarse; apartar; clasificar; dar alojamiento; destinar; estacionar; habitar; hospedar; hospedarse; vivir en casa de una persona aparcar; aplicar; colocar; colocarse; componer; construir; deponer; depositar; depositar sobre; derribar; desarrollarse; destinar; determinar; encajar; engarzar; establecer; estacionar; estar echado; fijar; instalar; localizar; meter; mover; poner; publicar; situar; ubicar
rangeren clasificar; ordenar; seleccionar; sortear
rangordenen clasificar; ordenar
rangschikken clasificar; clasificar por orden de prioridad; ordenar
schiften clasificar; ordenar; seleccionar; sortear agriarse; amargarse; seleccionar
sorteren clasificar; ordenar; seleccionar; sortear ordenar
systematiseren clasificar; disponer; ordenar; organizar; repartir; seleccionar; sistematizar; sortear
uitzoeken clasificar; ordenar; seleccionar; sortear averiguar; descifrar; desenredar; deshacer; deshilachar; deshilar; desmenuzar; destejer; investigar; resolver; seleccionar
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
sorteren ordenación

Synoniemen voor "clasificar":


Wiktionary: clasificar

clasificar
verb
  1. (overgankelijk) in klassen rangschikken
  2. een bepaalde volgorde in iets aanbrengen
  3. orde in een verzameling aanbrengen door soort bij soort te leggen

Cross Translation:
FromToVia
clasificar classificeren; rangschikken classify — to identify or divide into classes
clasificar sorteren sort — separate according to certain criteria

Computer vertaling door derden: