Spaans

Uitgebreide vertaling voor cimas (Spaans) in het Nederlands

cimas:

cimas [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la cimas (crestas)
    de bergkammen; de bergruggen
  2. la cimas (crestas)
    de heuvelruggen

Vertaal Matrix voor cimas:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bergkammen cimas; crestas
bergruggen cimas; crestas
heuvelruggen cimas; crestas

Verwante woorden van "cimas":


cimas vorm van cima:

cima [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la cima (coronilla; copa de un árbol; cumbre; mollera)
    hoogste punt; de kruin; de top
    • hoogste punt [znw.] zelfstandig naamwoord
    • kruin [de ~] zelfstandig naamwoord
    • top [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. la cima (cresta)
    de piek; hoogste punt; de top
    • piek [de ~] zelfstandig naamwoord
    • hoogste punt [znw.] zelfstandig naamwoord
    • top [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor cima:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hoogste punt cima; copa de un árbol; coronilla; cresta; cumbre; mollera
kruin cima; copa de un árbol; coronilla; cumbre; mollera
piek cima; cresta adornos navideños; apogeo; cenit; clímax; colmo; culminación; cumbre; cúspide; florín; hora punta; momento culminante; pico; pináculo; punto culminante; punto más alto; punto álgido; súmmum; ápice
top cima; copa de un árbol; coronilla; cresta; cumbre; mollera apogeo; caballete; caballete de un tejado; cenit; clímax; colmo; culminación; cumbre; cúspide; hora punta; lado superior; momento culminante; pico; pináculo; punta; punto culminante; punto más alto; punto álgido; súmmum; tope; topes; ápice
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
top de primer orden; de primera; de primera categoría; de primera clase; eminente; en lo alto; excelente

Verwante woorden van "cima":


Synoniemen voor "cima":


Wiktionary: cima

cima
noun
  1. de top van een berg
  2. bijzonder belangrijk of goed ogenblik
  3. het voorste deel van een voorwerp

Cross Translation:
FromToVia
cima spits; top apex — highest point
cima piek peak — mountain top
cima top; bergtop; piek; spits summit — peak, top of mountain
cima bovenkant top — uppermost part
cima top Gipfel — die höchste Stelle eines Berges oder eines Gebirgszuges
cima top Spitze — der hoch Punkt eines Berges
cima kroon; top; kruin; topje WipfelBotanik: Baumspitze, oberste Teil des Baumes
cima piek; topje; neus; punt; spits; tip; top; besluit; eind; einde; voleinding; beëindiging; end boutpartie extrême d’une chose.
cima piek; topje; neus; punt; spits; tip; top; hoogtepunt; toppunt cime — La partie la plus haute d’une montagne, d’un rocher, d’un arbre, etc.
cima piek; topje; neus; punt; hoogtepunt; spits; tip; top pointeextrémité piquante et aiguë de quelque chose que ce être.