Chupar in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

chupar:
- zuigen; lurken; sabbelen; slurpen; uitzuigen; leegzuigen; inzuigen; naar binnen zuigen
Wiktionary:
- chupar → zuigen
- chupar → pijpen, zuigen

Spaans

Uitgebreide vertaling voor chupar (Spaans) in het Nederlands

chupar:

chupar werkwoord

chupar (mamar; chupetear; sorber completamente; sorber; succionar completamente; sorber ruidosamente)
zuigen; lurken; sabbelen
- zuigen werkwoord (zuig, zuigt, zoog, zogen, gezogen)
- lurken werkwoord (lurk, lurkt, lurkte, lurkten, gelurkt)
- sabbelen werkwoord (sabbel, sabbelt, sabbelde, sabbelden, gesabbeld)
chupar (aspirar; sorber)
zuigen; lurken; slurpen
- zuigen werkwoord (zuig, zuigt, zoog, zogen, gezogen)
- lurken werkwoord (lurk, lurkt, lurkte, lurkten, gelurkt)
- slurpen werkwoord (slurp, slurpt, slurpte, slurpten, geslurpt)
chupar (succionar)
uitzuigen; leegzuigen
- uitzuigen werkwoord (zuig uit, zuigt uit, zoog uit, zogen uit, uitgezogen)
- leegzuigen werkwoord (zuig leeg, zuigt leeg, zoog leeg, zogen leeg, leeggezogen)
chupar (absorber)
inzuigen; naar binnen zuigen
- inzuigen werkwoord (zuig in, zuigt in, zoog in, zogen in, ingezogen)
- naar binnen zuigen werkwoord

Conjugations for chupar:

presente

chupo
chupas
chupa
chupamos
chupáis
chupan

imperfecto

chupaba
chupabas
chupaba
chupábamos
chupabais
chupaban

indefinido

chupé
chupaste
chupó
chupamos
chupasteis
chuparon

fut. de ind.

chuparé
chuparás
chupará
chuparemos
chuparéis
chuparán

condic.

chuparía
chuparías
chuparía
chuparíamos
chuparíais
chuparían

pres. de subj.

que chupe
que chupes
que chupe
que chupemos
que chupéis
que chupen

imp. de subj.

que chupara
que chuparas
que chupara
que chupáramos
que chuparais
que chuparan

miscelánea

¡chupa!
¡chupad!
¡no chupes!
¡no chupéis!
chupado
chupando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor chupar:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
inzuigen	absorber; chupar
leegzuigen	chupar; succionar
lurken	aspirar; chupar; chupetear; mamar; sorber; sorber completamente; sorber ruidosamente; succionar completamente
naar binnen zuigen	absorber; chupar
sabbelen	chupar; chupetear; mamar; sorber; sorber completamente; sorber ruidosamente; succionar completamente
slurpen	aspirar; chupar; sorber	beberse algo haciendo ruidos
uitzuigen	chupar; succionar	pillar; saquear; vaciar
zuigen	aspirar; chupar; chupetear; mamar; sorber; sorber completamente; sorber ruidosamente; succionar completamente	chuparsela; chupetear

Synoniemen voor "chupar":

beber; tragar; tomar; libar; succionar; absorber; ingerir; copear; escanciarse; pimplar; refrescar; soplar; chingar; trincar; paladear; sorber; catar
bombear; sacar; extraer
embeber; empapar; impregnar
gorronear; sablear; arrimarse; abusar; aprovecharse; parasitar; pedir
lamer; relamer; lengüetear

Wiktionary: chupar

chupar

verb

een verlaagde druk aanleggen met de mond of met een apparaat
- zuigen → chupar

Cross Translation:

From	To	Via
• chupar	→ pijpen	↔ blow — to fellate
• chupar	→ zuigen	↔ suck — to use the mouth to pull in (liquid etc)

Computer vertaling door derden: