Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal chinché

Vertaal chinché van Spaans naar Nederlands

Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. chinchar:
  2. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor chinché (Spaans) in het Nederlands

chinchar:

chinchar werkwoord

  1. chinchar (dar la lata; machacar; mear; )
    zemelen
    • zemelen werkwoord (zemel, zemelt, zemelde, zemelden, gezemeld)
  2. chinchar (charlar; dar la tabarra; quejarse; cotorrear; parlotear)
    etteren; zeiken; klieren; griepen
    • etteren werkwoord (etter, ettert, etterde, etterden, geëtterd)
    • zeiken werkwoord (zeik, zeikt, zeek, zeken, gezeken)
    • klieren werkwoord (klier, kliert, klierde, klierden, geklierd)
    • griepen werkwoord
  3. chinchar (prestar juramento)
    zweren; een eed afleggen
    • zweren werkwoord (zweer, zweert, zwoor, zworen, gezworen)
    • een eed afleggen werkwoord (leg een eed af, legt een eed af, legde een eed af, legden een eed af, een eed afgelegd)
  4. chinchar (fumar inhalando; inhalar)
    inhaleren; over de longen roken

Conjugations for chinchar:

presente
  1. chincho
  2. chinchas
  3. chincha
  4. chinchamos
  5. chincháis
  6. chinchan
imperfecto
  1. chinchaba
  2. chinchabas
  3. chinchaba
  4. chinchábamos
  5. chinchabais
  6. chinchaban
indefinido
  1. chinché
  2. chinchaste
  3. chinchó
  4. chinchamos
  5. chinchasteis
  6. chincharon
fut. de ind.
  1. chincharé
  2. chincharás
  3. chinchará
  4. chincharemos
  5. chincharéis
  6. chincharán
condic.
  1. chincharía
  2. chincharías
  3. chincharía
  4. chincharíamos
  5. chincharíais
  6. chincharían
pres. de subj.
  1. que chinche
  2. que chinches
  3. que chinche
  4. que chinchemos
  5. que chinchéis
  6. que chinchen
imp. de subj.
  1. que chinchara
  2. que chincharas
  3. que chinchara
  4. que chincháramos
  5. que chincharais
  6. que chincharan
miscelánea
  1. ¡chincha!
  2. ¡chinchad!
  3. ¡no chinches!
  4. ¡no chinchéis!
  5. chinchado
  6. chinchando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

chinchar [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el chinchar (fastidio; mosqueo; vejación; hostigamiento; gamberrada)
    de pesterij; gepest; het geplaag
    • pesterij [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • gepest [znw.] zelfstandig naamwoord
    • geplaag [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor chinchar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gepest chinchar; fastidio; gamberrada; hostigamiento; mosqueo; vejación
geplaag chinchar; fastidio; gamberrada; hostigamiento; mosqueo; vejación
pesterij chinchar; fastidio; gamberrada; hostigamiento; mosqueo; vejación
zeiken mear; orinar
zweren abscesos
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
een eed afleggen chinchar; prestar juramento
etteren charlar; chinchar; cotorrear; dar la tabarra; parlotear; quejarse enconarse; fastidiar; formar pus; propagarse como un cancer; supurar; ulcerarse
griepen charlar; chinchar; cotorrear; dar la tabarra; parlotear; quejarse
inhaleren chinchar; fumar inhalando; inhalar inhalar; respirar
klieren charlar; chinchar; cotorrear; dar la tabarra; parlotear; quejarse
over de longen roken chinchar; fumar inhalando; inhalar
zeiken charlar; chinchar; cotorrear; dar la tabarra; parlotear; quejarse demorar; demorarse; hacer más lento; retrasar; tardar; vacilar
zemelen chinchar; dar la lata; dar la murga; dar la paliza; dar la tabarra; gruñir; importunar; incordiar; lloriquear; machacar; mear; refunfuñar; remugar; renegar; rezongar
zweren chinchar; prestar juramento hacer un juramento; jurar; prestar juramento

Synoniemen voor "chinchar":


Wiktionary: chinchar

chinchar
verb
  1. (overgankelijk) pesten, uitdagen
  2. rottigheid uithalen ten nadele van iemand met het doel diegene dwars te zitten
  3. hinderlijk ergens over blijven klagen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0439 seconde
Page rendered in 1.0 seconds