Chapotear in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

chapotear:
- plonzen; klotsen; ploffen; neerploffen; pootjebaden
Wiktionary:
- chapotear → plonzen
- chapotear → ploeteren, kabbelen, klapperen, klotsen, plassen, plonzen, door het water plassen, peddelen, flodderen, waden

Spaans

Uitgebreide vertaling voor chapotear (Spaans) in het Nederlands

chapotear:

chapotear werkwoord

chapotear
plonzen
- plonzen werkwoord (plons, plonst, plonsde, plonsden, geplonsd)
chapotear (chapalear)
klotsen
- klotsen werkwoord (klots, klotst, klotste, klotsten, geklotst)
chapotear (dejarse caer; estallar; precipitar; derrumbarse)
ploffen; neerploffen
- ploffen werkwoord (plof, ploft, plofte, ploften, geploft)
- neerploffen werkwoord (plof neer, ploft neer, plofte neer, ploften neer, neergeploft)
chapotear (mojarse los pies)
pootjebaden
- pootjebaden werkwoord (pootjebaad, pootjebaadt, pootjebaadde, pootjebaadden, pootjegebaad)

Conjugations for chapotear:

presente

chapoteo
chapoteas
chapotea
chapoteamos
chapoteáis
chapotean

imperfecto

chapoteaba
chapoteabas
chapoteaba
chapoteábamos
chapoteabais
chapoteaban

indefinido

chapoteé
chapoteaste
chapoteó
chapoteamos
chapoteasteis
chapotearon

fut. de ind.

chapotearé
chapotearás
chapoteará
chapotearemos
chapotearéis
chapotearán

condic.

chapotearía
chapotearías
chapotearía
chapotearíamos
chapotearíais
chapotearían

pres. de subj.

que chapotee
que chapotees
que chapotee
que chapoteemos
que chapoteéis
que chapoteen

imp. de subj.

que chapoteara
que chapotearas
que chapoteara
que chapoteáramos
que chapotearais
que chapotearan

miscelánea

¡chapotea!
¡chapotead!
¡no chapotees!
¡no chapoteéis!
chapoteado
chapoteando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor chapotear:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
ploffen		plafes
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
klotsen	chapalear; chapotear
neerploffen	chapotear; dejarse caer; derrumbarse; estallar; precipitar
ploffen	chapotear; dejarse caer; derrumbarse; estallar; precipitar	agrietarse; cuartease; estallar; explosionar; explotar; reventar
plonzen	chapotear
pootjebaden	chapotear; mojarse los pies

Wiktionary: chapotear

chapotear

verb

een geluid voortbrengen zoals dat van iets dat luidruchtig in een vloeistof ondergedompeld wordt
- plonzen → chapotear

Cross Translation:

From	To	Via
• chapotear	→ ploeteren; kabbelen; klapperen; klotsen; plassen; plonzen; door het water plassen; peddelen	↔ barboter — bredouiller, marmonner, parler d’une manière confuse, s’embrouiller dans ses explications.
• chapotear	→ kabbelen; klapperen; klotsen; plassen; plonzen	↔ clapoter — marine\|fr éprouver le clapotis.
• chapotear	→ flodderen; plassen; waden; door het water plassen; peddelen; ploeteren	↔ patauger — marcher dans une eau bourbeux.

Computer vertaling door derden: