Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. caserío:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor caserío (Spaans) in het Nederlands

caserío:

caserío [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el caserío (aldea; hueco; hoyo; )
    de buurtschap; het gehucht; het gat
    • buurtschap [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • gehucht [het ~] zelfstandig naamwoord
    • gat [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. el caserío (asentamiento; establecimiento; colonia; )
    de nederzetting

Vertaal Matrix voor caserío:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
buurtschap abertura; agujero; aldea; apertura; bache; boquete; caserío; destino; hendidura; hoyo; hueco; lugar; mancha; pueblo; tacha aldea; pueblo
gat abertura; agujero; aldea; apertura; bache; boquete; caserío; destino; hendidura; hoyo; hueco; lugar; mancha; pueblo; tacha agujero; ano; boquete; brecha; entalladura; escopladura; gotera; muesca
gehucht abertura; agujero; aldea; apertura; bache; boquete; caserío; destino; hendidura; hoyo; hueco; lugar; mancha; pueblo; tacha
nederzetting aldea; aldeita; aldeorrio; asentamiento; caserío; colonia; establecimiento establecimiento

Verwante woorden van "caserío":

  • caseríos

Synoniemen voor "caserío":


Wiktionary: caserío


Cross Translation:
FromToVia
caserío gehucht; uithoek; negorij hamlet — small village
caserío buurtschap; gehucht; vlek hameau — En milieu rural, groupe d’habitations à l’écart d’une commune, à laquelle il rattacher administrativement.

Computer vertaling door derden: