Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. cascajo:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor cascajo (Spaans) in het Nederlands

cascajo:

cascajo [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el cascajo (restos de un naufragio; mamotreo)
    het wrak; het scheepswrak
    • wrak [het ~] zelfstandig naamwoord
    • scheepswrak [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. el cascajo (grava; gravilla; guijo)
    het grind; kiezelsteentjes; de kiezels; grindsteen; keizand
  3. el cascajo (arena gruesa; piedra suelta; arena cascajosa)
    het kiezelzand
  4. el cascajo (piedra suelta; arena gruesa; arena cascajosa)
    losse steen

cascajo [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la cascajo (desechos; basura; desperdicios; detrito; despojos)
    het afval; de rotzooi; de vuilnis
    • afval [het ~] zelfstandig naamwoord
    • rotzooi [de ~] zelfstandig naamwoord
    • vuilnis [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor cascajo:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afval basura; cascajo; desechos; desperdicios; despojos; detrito basura; residuo
grind cascajo; grava; gravilla; guijo
grindsteen cascajo; grava; gravilla; guijo
keizand cascajo; grava; gravilla; guijo arena de guijarro; carbonilla
kiezels cascajo; grava; gravilla; guijo
kiezelsteentjes cascajo; grava; gravilla; guijo
kiezelzand arena cascajosa; arena gruesa; cascajo; piedra suelta
losse steen arena cascajosa; arena gruesa; cascajo; piedra suelta
rotzooi basura; cascajo; desechos; desperdicios; despojos; detrito banda; batiburrillo; caos; desorden; estropicio; grupo; porquería; ruina
scheepswrak cascajo; mamotreo; restos de un naufragio
vuilnis basura; cascajo; desechos; desperdicios; despojos; detrito basura
wrak cascajo; mamotreo; restos de un naufragio
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
wrak débil; frágil; ruinoso

Verwante woorden van "cascajo":

  • cascajos

Synoniemen voor "cascajo":


Wiktionary: cascajo

cascajo
noun
  1. een erosieprodukt, ontstaan uit gesteente

Cross Translation:
FromToVia
cascajo gravel; grind; gruis; steengruis gravier — géologie|fr roche détritique à éléments assez gros (sables grossiers et cailloux), d’origine fluviatile ou littorale (on dit aussi cailloutis).