Spaans

Uitgebreide vertaling voor cala (Spaans) in het Nederlands

cala:

cala [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la cala (bahía)
    de fjord
    • fjord [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. la cala (bodega)
    het scheepsruim
  3. la cala (bahía; golfo; caleta)
    de kreek
    • kreek [de ~] zelfstandig naamwoord
  4. la cala (bodega de carga; bodega; tonelaje; espacio para la carga)
    het laadruim
    • laadruim [het ~] zelfstandig naamwoord
  5. la cala (ensenada)
    inlaatduiker

Vertaal Matrix voor cala:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fjord bahía; cala
inlaatduiker cala; ensenada
kreek bahía; cala; caleta; golfo
laadruim bodega; bodega de carga; cala; espacio para la carga; tonelaje
scheepsruim bodega; cala

Synoniemen voor "cala":


Wiktionary: cala


Cross Translation:
FromToVia
cala zetpil; suppositoir; suppo suppository — medicine in the form of a small plug that is inserted into a bodily cavity
cala scheepsruim; ruim cale — Partie basse d'un bateau

cala vorm van calar:

calar werkwoord

  1. calar (alcanzar; lograr; llegar a; )
    bereiken; penetreren in; doordringen
    • bereiken werkwoord (bereik, bereikt, bereikte, bereikten, bereikt)
    • penetreren in werkwoord
    • doordringen werkwoord (dring door, dringt door, drong door, drongen door, doorgedrongen)
  2. calar (darse cuenta de; comprender; reconocer; )
    realiseren; onderkennen; beseffen; inzien; doorzien
    • realiseren werkwoord (realiseer, realiseert, realiseerde, realiseerden, gerealiseerd)
    • onderkennen werkwoord (onderken, onderkent, onderkende, onderkenden, onderkend)
    • beseffen werkwoord (besef, beseft, besefte, beseften, beseft)
    • inzien werkwoord (zie in, ziet in, zag in, zagen in, ingezien)
    • doorzien werkwoord (doorzie, doorziet, doorzag, doorzagen, doorzien)
  3. calar
    doorgronden
    • doorgronden werkwoord (doorgrond, doorgrondt, doorgrondde, doorgrondden, doorgrond)
  4. calar (impregnar; abrevar; dar algo de beber; dejar a beber)
    drenken; doortrekken met vloeistof
  5. calar (entender; comprender)
    doorzien hebben; inzien
  6. calar (caer en la cuenta de; dar en la cuenta)
  7. calar (perseverar; empujar; retener; )
    doorzetten; doordouwen
    • doorzetten werkwoord (zet door, zette door, zetten door, doorgezet)
    • doordouwen werkwoord (douw door, douwt door, douwde door, douwden door, doorgedouwd)

Conjugations for calar:

presente
  1. calo
  2. calas
  3. cala
  4. calamos
  5. caláis
  6. calan
imperfecto
  1. calaba
  2. calabas
  3. calaba
  4. calábamos
  5. calabais
  6. calaban
indefinido
  1. calé
  2. calaste
  3. caló
  4. calamos
  5. calasteis
  6. calaron
fut. de ind.
  1. calaré
  2. calarás
  3. calará
  4. calaremos
  5. calaréis
  6. calarán
condic.
  1. calaría
  2. calarías
  3. calaría
  4. calaríamos
  5. calaríais
  6. calarían
pres. de subj.
  1. que cale
  2. que cales
  3. que cale
  4. que calemos
  5. que caléis
  6. que calen
imp. de subj.
  1. que calara
  2. que calaras
  3. que calara
  4. que caláramos
  5. que calarais
  6. que calaran
miscelánea
  1. ¡cala!
  2. ¡calad!
  3. ¡no cales!
  4. ¡no caléis!
  5. calado
  6. calando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor calar:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beginnen te snappen caer en la cuenta de; calar; dar en la cuenta
bereiken acercarse; alcanzar; allegarse; calar; llegar a; lograr; obtener; penetrar
beseffen calar; comprender; concebir; darse cuenta de; distinguir; entender; reconocer
doordouwen calar; empujar; filtrarse; no cesar; perseverar; retener; tener constancia y tenacidad
doordringen acercarse; alcanzar; allegarse; calar; llegar a; lograr; obtener; penetrar acceder; adentrar; caer en; caerse; derrumbarse; entrar; entrar de paso; entrar en; filtrarse; penetrar; perforar; perforarse
doorgronden calar
doorkrijgen caer en la cuenta de; calar; dar en la cuenta
doortrekken met vloeistof abrevar; calar; dar algo de beber; dejar a beber; impregnar
doorzetten calar; empujar; filtrarse; no cesar; perseverar; retener; tener constancia y tenacidad continuar; perseverar; persistir
doorzien calar; comprender; concebir; darse cuenta de; distinguir; entender; reconocer caer en la cuenta de; comprender; entender; ver el juego
doorzien hebben calar; comprender; entender
drenken abrevar; calar; dar algo de beber; dejar a beber; impregnar dar algo de beber; dejar a beber
inzien calar; comprender; concebir; darse cuenta de; distinguir; entender; reconocer captar; comprender; concebir; dar un vistazo a; darse cuenta de; echar un vistazo; echar una mirada; entender; ojear; pasar los ojos
onderkennen calar; comprender; concebir; darse cuenta de; distinguir; entender; reconocer
penetreren in acercarse; alcanzar; allegarse; calar; llegar a; lograr; obtener; penetrar
realiseren calar; comprender; concebir; darse cuenta de; distinguir; entender; reconocer desarrollar; explotar; hacer realidad; realizar
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
doorzien claro; evidente; obvio; ostensible

Synoniemen voor "calar":


Wiktionary: calar

calar
verb
  1. doorzíén, begrijpen, bevatten, doorgronden