Cúmulo in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

cúmulo:
- hoop; berg; kluit; stapel; opeenstapeling; opstapeling; stapelwolk; hoopje; stapeltje
Wiktionary:
- cúmulo → hoop, massa
- cúmulo → hoop, brok, klont, massa, moker, smeedhamer, smidshamer, voorhamer, boel, drom, menigte, schare, stapel, tas, troep

Spaans

Uitgebreide vertaling voor cúmulo (Spaans) in het Nederlands

el cúmulo (terrón; montón; masa; multitud)
de hoop; de berg; de kluit
- hoop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- berg [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- kluit [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
el cúmulo (agrupación; cartera; masa; grupo; acumulación; colección; acumulamiento)
de hoop; de stapel; de opeenstapeling; de opstapeling
- hoop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- stapel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- opeenstapeling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- opstapeling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
el cúmulo
de stapelwolk
- stapelwolk [de ~] zelfstandig naamwoord
el cúmulo (montoncito; pila)
het hoopje; het stapeltje
- hoopje [het ~] zelfstandig naamwoord
- stapeltje [het ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
berg	cúmulo; masa; montón; multitud; terrón	acumulación; amontonamiento; gran cantidad; gran número; montaña; montón; pila
hoop	acumulación; acumulamiento; agrupación; cartera; colección; cúmulo; grupo; masa; montón; multitud; terrón	acumulación; acumulamiento; agrupación; amontonamiento; anticipación; caca; cantidad muy grande; colección; concentración de personas; desbarajuste; esperanza; expectación; expectativa; formación de grupos de gente; gran cantidad; gran número; grupo; masa; mogollón; montón; muchedumbre; muchísimo; multitud; perspectiva; pila; previsión; trastos
hoopje	cúmulo; montoncito; pila
kluit	cúmulo; masa; montón; multitud; terrón
opeenstapeling	acumulación; acumulamiento; agrupación; cartera; colección; cúmulo; grupo; masa	acumulación; acumulamiento; colección; desbarajuste; masa; trastos
opstapeling	acumulación; acumulamiento; agrupación; cartera; colección; cúmulo; grupo; masa
stapel	acumulación; acumulamiento; agrupación; cartera; colección; cúmulo; grupo; masa	acumulación; acumulamiento; baraja; colección; desbarajuste; masa; pila; trastos
stapeltje	cúmulo; montoncito; pila
stapelwolk	cúmulo

cúmulo

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• cúmulo	→ hoop	↔ heap — pile
• cúmulo	→ brok; klont	↔ lump — something that protrudes, sticks out, or sticks together; a cluster or blob; a mound, hill, or group
• cúmulo	→ klont	↔ lump — group, set, or unit
• cúmulo	→ massa; moker; smeedhamer; smidshamer; voorhamer; boel; drom; hoop; menigte; schare; stapel; tas; troep	↔ masse — amas de plusieurs parties qui faire corps ensemble.