Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
-
buscar:
- zoeken; zien te vinden; afzoeken; pakken; halen; kopen; verkrijgen; verwerven; aanschaffen; aankopen; opzoeken; naslaan; verwachten; uitkijken naar; tegemoetzien; vooruitzien; ophalen; afhalen en meenemen; oppikken; onderzoeken; testen; beproeven; keuren; iets opzoeken; nazoeken; uitvissen; opsnuffelen; vinden
- afzoeken; geheel doorzoeken; afstropen
-
Wiktionary:
- buscar → zoeken
- buscar → halen, zoeken, opzoeken, afzoeken, doorzoeken, nastreven, uitkijken, uitzien, wetenschappelijk onderzoeken, exploreren, nagaan, uitvissen, uitzoeken, vorsen, een enquête houden
Spaans
Uitgebreide vertaling voor buscar (Spaans) in het Nederlands
buscar:
-
buscar (intentar encontrar)
-
buscar (coger; tomar; obtener; aprobar; adquirir; ganar)
-
buscar (comprar; obtener; adquirir; ganar; mercar; aprobar)
-
buscar (ir a ver; rastrear)
-
buscar (esperar; estar a la expectativa de; prever; afrontar; adivinar)
verwachten; uitkijken naar; tegemoetzien; vooruitzien-
uitkijken naar werkwoord (kijk uit naar, kijkt uit naar, keek uit naar, keken uit naar, uitgekeken naar)
-
buscar (recoger y llevar consigo; recoger)
-
buscar (ensayar; probar; comprobar; verificar; examinar; catar; controlar; corregir; repasar; mirar; aquilatar; inspeccionar; someter a prueba; pasar revista a)
-
buscar
-
buscar
-
buscar
-
buscar
Conjugations for buscar:
presente
- busco
- buscas
- busca
- buscamos
- buscáis
- buscan
imperfecto
- buscaba
- buscabas
- buscaba
- buscábamos
- buscabais
- buscaban
indefinido
- busqué
- buscaste
- buscó
- buscamos
- buscasteis
- buscaron
fut. de ind.
- buscaré
- buscarás
- buscará
- buscaremos
- buscaréis
- buscarán
condic.
- buscaría
- buscarías
- buscaría
- buscaríamos
- buscaríais
- buscarían
pres. de subj.
- que busque
- que busques
- que busque
- que busquemos
- que busquéis
- que busquen
imp. de subj.
- que buscara
- que buscaras
- que buscara
- que buscáramos
- que buscarais
- que buscaran
miscelánea
- ¡busca!
- ¡buscad!
- ¡no busques!
- ¡no busquéis!
- buscado
- buscando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
-
el buscar (buscar profúndamente; saquear; búsqueda; seguir buscando)
Vertaal Matrix voor buscar:
Synoniemen voor "buscar":
Wiktionary: buscar
buscar
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• buscar | → halen | ↔ fetch — To retrieve; to bear towards; to get |
• buscar | → zoeken | ↔ look — to search |
• buscar | → zoeken | ↔ look for — search; seek |
• buscar | → opzoeken | ↔ look up — to obtain information about something from a text source |
• buscar | → afzoeken; doorzoeken; zoeken | ↔ search — to look throughout (a place) for something |
• buscar | → zoeken | ↔ search — (followed by "for") to look thoroughly |
• buscar | → zoeken; nastreven | ↔ seek — to try to find |
• buscar | → zoeken | ↔ suchen — transitiv, auch mit nach: sich bemühen, etwas oder jemanden zu finden, das oder der verloren oder versteckt ist |
• buscar | → zoeken; opzoeken; uitkijken; uitzien | ↔ chercher — Se donner du mouvement, du soin, de la peine pour découvrir quelqu’un ou quelque chose (Sens général) |
• buscar | → zoeken; wetenschappelijk onderzoeken; exploreren; nagaan; uitvissen; uitzoeken; vorsen; een enquête houden | ↔ rechercher — (1) |