Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal bulto

Vertaal bulto van Spaans naar Nederlands

Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. bulto:
  2. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor bulto (Spaans) in het Nederlands

bulto:

bulto [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el bulto (joroba; chichón; chepa; )
    de bult; de bochel
    • bult [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • bochel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. el bulto (tumor; crecimiento; bollo; )
    de tumor; de knobbel; het gezwel
    • tumor [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • knobbel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • gezwel [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. el bulto (roncha)
    de bobbel; de knobbel; de bult; de buil
    • bobbel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • knobbel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • bult [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • buil [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. el bulto (fardo; paquete)
    de baal; de pak
    • baal [de ~] zelfstandig naamwoord
    • pak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  5. el bulto (paquete)
    de tranche; de plak; de moot
    • tranche [de ~] zelfstandig naamwoord
    • plak [de ~] zelfstandig naamwoord
    • moot [de ~] zelfstandig naamwoord
  6. el bulto (mochila; traje; barjuleta; )
    de rugzak
    • rugzak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  7. el bulto (protuberancia)
    de bobbel; de uitstulping; de uitpuiling
  8. el bulto (abultado; nivel; pedazo; )
    de kneuzing; kneuswond; het letsel; de bult; de buil
    • kneuzing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • kneuswond [znw.] zelfstandig naamwoord
    • letsel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • bult [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • buil [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  9. el bulto (nudo; hinchazón; bollo; brocha; borla)
    de knoest; de knobbel; de kwast
    • knoest [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • knobbel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kwast [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  10. el bulto (desigualdad)
    hobbeling
  11. el bulto (hinchazón; bollo; punto hinchado)
    bolling; de bobbel; de pukkel; de opzetting; de bult; de buil; opgezwollen plek; de zwelling
    • bolling [znw.] zelfstandig naamwoord
    • bobbel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • pukkel [de ~] zelfstandig naamwoord
    • opzetting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • bult [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • buil [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • opgezwollen plek [znw.] zelfstandig naamwoord
    • zwelling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bulto:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
baal bulto; fardo; paquete
bobbel bollo; bulto; hinchazón; protuberancia; punto hinchado; roncha desigualdad; desnivel; hinchamiento; hinchazón; irregularidad
bochel bulto; chepa; cheposo; chichón; chipojo; desigualdad; joroba; jorobado
bolling bollo; bulto; hinchazón; punto hinchado curva; hinchamiento; hinchazón
buil abultado; bollo; bulto; contusión; hinchazón; nivel; nobleza; pedazo; punto hinchado; roncha hinchamiento; hinchazón
bult abultado; bollo; bulto; chepa; cheposo; chichón; chipojo; contusión; desigualdad; hinchazón; joroba; jorobado; nivel; nobleza; pedazo; punto hinchado; roncha cerro; colina; hinchamiento; hinchazón
gezwel agrandamiento; ampliación; aumento; bollo; bulto; crecimiento; tumor
hobbeling bulto; desigualdad
kneuswond abultado; bulto; contusión; hinchazón; nivel; nobleza; pedazo; roncha
kneuzing abultado; bulto; contusión; hinchazón; nivel; nobleza; pedazo; roncha contusíon; machucado
knobbel agrandamiento; ampliación; aumento; bollo; borla; brocha; bulto; crecimiento; hinchazón; nudo; roncha; tumor capacidad; dádiva; genialidad; genio; persona con talento; talento
knoest bollo; borla; brocha; bulto; hinchazón; nudo
kwast bollo; borla; brocha; bulto; hinchazón; nudo bobo; borla; brocha; bufón; chiflado; dandi; fantasmones; fantasmón; hombre fatuo; idiota; pincel; señorito
letsel abultado; bulto; contusión; hinchazón; nivel; nobleza; pedazo; roncha herida; heridas; lesiones; lesión
moot bulto; paquete
opgezwollen plek bollo; bulto; hinchazón; punto hinchado hinchamiento; hinchazón
opzetting bollo; bulto; hinchazón; punto hinchado hinchazón
pak bulto; fardo; paquete paquete; terno; traje
plak bulto; paquete barra de chocolate; cola; cola de pegar; loncha; lonja; medalla; pastilla; pegamento; rodaja; tableta; tajada
pukkel bollo; bulto; hinchazón; punto hinchado granito; grano; pústula
rugzak alforja; barjuleta; bulto; burjaca; embalaje; fajo; fardo; mazo; mochila; morral; petate; traje
tranche bulto; paquete
tumor agrandamiento; ampliación; aumento; bollo; bulto; crecimiento; tumor
uitpuiling bulto; protuberancia
uitstulping bulto; protuberancia
zwelling bollo; bulto; hinchazón; punto hinchado hinchamiento; hinchazón

Synoniemen voor "bulto":


Wiktionary: bulto

Cross Translation:
FromToVia
• bulto → bult ↔ bulge — Something sticking out

Verwante vertalingen van bulto







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0472 seconde
Page rendered in 1.0 seconds