Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
- brotes:
- brotar:
- brote:
-
Wiktionary:
- brotar → ontspruiten, uitkomen, uitlopen
- brotar → ontluiken, laten ontkiemen, opspatten, stuiven, verspuiten
- brote → sproutje, knop, scheut, spruit
Spaans
Uitgebreide vertaling voor brotes (Spaans) in het Nederlands
brotes:
-
el brotes (retoños)
Vertaal Matrix voor brotes:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
rank | brotes; retoños | brote; retoño; tallo |
ranken | brotes; retoños | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
rank | de constitución fina; delgado; delgaducho; delicado; esbelto; fino; flaco; frágil; inestable; ligero de postura; lábil; magro; poco espeso; tambaleante; tierno |
Verwante woorden van "brotes":
brotes vorm van brotar:
-
brotar (ser adecuado; aparecer; salir; arreglárselas; convenir; ajustar; abrirse; ser claro; ser evidente; resultar; ser manifiesto; tener suficiente)
conveniëren; geschikt zijn; uitkomen; passen; deugen; passend zijn-
geschikt zijn werkwoord (ben geschikt, bent geschikt, is geschikt, was geschikt, waren geschikt, geschikt geweest)
-
passend zijn werkwoord (ben passend, bent passend, is passend, was passend, waren passend, passend geweest)
-
brotar (descender de; ser originario de; derivarse de)
voortkomen; afstammen; afkomstig zijn; stammen; ontspruiten; spruiten-
afkomstig zijn werkwoord (ben afkomstig, bent afkomstig, is afkomstig, was afkomstig, waren afkomstig, afkomstig geweest)
-
brotar
opschieten; uit de grond schieten; omhoog schieten-
uit de grond schieten werkwoord (schiet uit de grond, schoot uit de grond, schoten uit de grond, uit de grond geschoten)
-
brotar
-
brotar (borbotear; guisar; zumbar; balar; gruñir; estofar; dar balidos)
-
brotar (abrirse; aparecer; llegar a final de mes)
uit ei kruipen-
uit ei kruipen werkwoord
-
Conjugations for brotar:
presente
- broto
- brotas
- brota
- brotamos
- brotáis
- brotan
imperfecto
- brotaba
- brotabas
- brotaba
- brotábamos
- brotabais
- brotaban
indefinido
- broté
- brotaste
- brotó
- brotamos
- brotasteis
- brotaron
fut. de ind.
- brotaré
- brotarás
- brotará
- brotaremos
- brotaréis
- brotarán
condic.
- brotaría
- brotarías
- brotaría
- brotaríamos
- brotaríais
- brotarían
pres. de subj.
- que brote
- que brotes
- que brote
- que brotemos
- que brotéis
- que broten
imp. de subj.
- que brotara
- que brotaras
- que brotara
- que brotáramos
- que brotarais
- que brotaran
miscelánea
- ¡brota!
- ¡brotad!
- ¡no brotes!
- ¡no brotéis!
- brotado
- brotando
1. yo, 2. tĆŗ, 3. Ć©l/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor brotar:
Synoniemen voor "brotar":
brotes vorm van brote:
Vertaal Matrix voor brote:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
jonge plant | brote; cepa; esqueje; mugrón | |
loot | brote; vástago | rama |
opwellen | brote | |
plantestekje | brote; cepa; esqueje; mugrón | |
rank | brote; retoño | brotes; retoños; tallo |
scheut | brote; cepa; esqueje; mugrón; vástago | |
schoot | brote; cepa; esqueje; mugrón | cerrojo; regazo materno; seno materno; útero |
spruit | brote; cepa; esqueje; mugrón; vástago | |
stek | brote; cepa; esqueje; mugrón | escondite; escondrijo; guarida; madriguera |
stekje | brote; vástago | |
uitloper | brote; retoño | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
opwellen | borbollar; borbotear; bullir; manar; surgir | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
rank | de constitución fina; delgado; delgaducho; delicado; esbelto; fino; flaco; frágil; inestable; ligero de postura; lábil; magro; poco espeso; tambaleante; tierno | |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
schoot | regazo |