Bocaza in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

bocaza:
- mond; tater; grote mond hebben; brutaal zijn; bek; smoel; muil; waffel; smoelwerk
- flapuit

Spaans

Uitgebreide vertaling voor bocaza (Spaans) in het Nederlands

la bocaza (boca; pico)
de mond
- mond [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
la bocaza (boca; pico)
de tater
- tater [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
la bocaza (boca; pico)
grote mond hebben; brutaal zijn
- grote mond hebben [znw.] zelfstandig naamwoord
- brutaal zijn [znw.] zelfstandig naamwoord
la bocaza (mandíbulas; boca; pico)
de bek; de smoel; de muil; de waffel; het smoelwerk
- bek [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- smoel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- muil [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- waffel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- smoelwerk [het ~] zelfstandig naamwoord

el bocaza (hablador; charlatan; parlanchín; picotero)
de flapuit
- flapuit [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bek	boca; bocaza; mandíbulas; pico
brutaal zijn	boca; bocaza; pico
flapuit	bocaza; charlatan; hablador; parlanchín; picotero
grote mond hebben	boca; bocaza; pico
mond	boca; bocaza; pico
muil	boca; bocaza; mandíbulas; pico	babucha; chinela; pantufla; zapatilla
smoel	boca; bocaza; mandíbulas; pico	cara fea; jeta
smoelwerk	boca; bocaza; mandíbulas; pico	cara fea; jeta
tater	boca; bocaza; pico
waffel	boca; bocaza; mandíbulas; pico
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
flapuit		chismoso; cotilla; locuaz; parlanchín