Spaans

Uitgebreide vertaling voor birlar (Spaans) in het Nederlands

birlar:

birlar werkwoord

  1. birlar (hurtar; robar; mangar; )
    stelen; jatten; pikken; verdonkeremanen; gappen; wegpikken; inpikken; ontvreemden; wegkapen; vervreemden; achteroverdrukken
    • stelen werkwoord (steel, steelt, stal, stalen, gestolen)
    • jatten werkwoord (jat, jatte, jatten, gejat)
    • pikken werkwoord (pik, pikt, pikte, pikten, gepikt)
    • verdonkeremanen werkwoord (verdonkeremaan, verdonkeremaant, verdonkeremaande, verdonkeremaanden, verdonkeremaand)
    • gappen werkwoord (gap, gapt, gapte, gapten, gegapt)
    • wegpikken werkwoord (pik weg, pikt weg, pikte weg, pikten weg, weggepikt)
    • inpikken werkwoord (pik in, pikt in, pikte in, pikten in, ingepikt)
    • ontvreemden werkwoord (ontvreemd, ontvreemdt, ontvreemdde, ontvreemdden, ontvreemd)
    • wegkapen werkwoord (kaap weg, kaapt weg, kaapte weg, kaapten weg, weggekaapt)
    • vervreemden werkwoord (vervreemd, vervreemdt, vervreemdde, vervreemdden, vervreemd)
    • achteroverdrukken werkwoord (druk achterover, drukt achterover, drukte achterover, drukten achterover, achterovergedrukt)
  2. birlar (mangar; robar)
    pikken; ontfutselen; aftroggelen; inpikken; bietsen; grissen; gappen; afpakken
    • pikken werkwoord (pik, pikt, pikte, pikten, gepikt)
    • ontfutselen werkwoord (ontfutsel, ontfutselt, ontfutselde, ontfutselden, ontfutseld)
    • aftroggelen werkwoord (troggel af, troggelt af, troggelde af, troggelden af, afgetroggeld)
    • inpikken werkwoord (pik in, pikt in, pikte in, pikten in, ingepikt)
    • bietsen werkwoord (biets, bietst, bietste, bietsten, gebietst)
    • grissen werkwoord (gris, grist, grisde, grisden, gegrist)
    • gappen werkwoord (gap, gapt, gapte, gapten, gegapt)
    • afpakken werkwoord (pak af, pakt af, pakte af, pakten af, afgepakt)
  3. birlar (mangar)
    grissen; grijpen; jatten; snaaien; pikken; wegkapen; graaien
    • grissen werkwoord (gris, grist, grisde, grisden, gegrist)
    • grijpen werkwoord (grijp, grijpt, greep, grepen, gegrepen)
    • jatten werkwoord (jat, jatte, jatten, gejat)
    • snaaien werkwoord (snaai, snaait, snaaide, snaaiden, gesnaaid)
    • pikken werkwoord (pik, pikt, pikte, pikten, gepikt)
    • wegkapen werkwoord (kaap weg, kaapt weg, kaapte weg, kaapten weg, weggekaapt)
    • graaien werkwoord (graai, graait, graaide, graaiden, gegraaid)

Conjugations for birlar:

presente
  1. birlo
  2. birlas
  3. birla
  4. birlamos
  5. birláis
  6. birlan
imperfecto
  1. birlaba
  2. birlabas
  3. birlaba
  4. birlábamos
  5. birlabais
  6. birlaban
indefinido
  1. birlé
  2. birlaste
  3. birló
  4. birlamos
  5. birlasteis
  6. birlaron
fut. de ind.
  1. birlaré
  2. birlarás
  3. birlará
  4. birlaremos
  5. birlaréis
  6. birlarán
condic.
  1. birlaría
  2. birlarías
  3. birlaría
  4. birlaríamos
  5. birlaríais
  6. birlarían
pres. de subj.
  1. que birle
  2. que birles
  3. que birle
  4. que birlemos
  5. que birléis
  6. que birlen
imp. de subj.
  1. que birlara
  2. que birlaras
  3. que birlara
  4. que birláramos
  5. que birlarais
  6. que birlaran
miscelánea
  1. ¡birla!
  2. ¡birlad!
  3. ¡no birles!
  4. ¡no birléis!
  5. birlado
  6. birlando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

birlar [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el birlar
    afsnoepen
  2. el birlar (mangar)
    inpikken; bietsen
    • inpikken [znw.] zelfstandig naamwoord
    • bietsen [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor birlar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afpakken quitar de las manos
afsnoepen birlar
aftroggelen regatear; sonsacar
bietsen birlar; mangar
grijpen detener
inpikken birlar; mangar
stelen cajas; enganche; lanzas de tiro; robar; vara
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
achteroverdrukken arrebatar; birlar; hurtar; llevarse con el pico; mangar; mangar a; robar coger; defraudar; desfalcar; disentir; disimular; divergir; escapar; evitar; guardarse de; huntar; hurtqr; mangar; mangar a; robar
afpakken birlar; mangar; robar
afsnoepen golosinar
aftroggelen birlar; mangar; robar
bietsen birlar; mangar; robar
gappen arrebatar; birlar; hurtar; llevarse con el pico; mangar; mangar a; robar afanar; coger; defraudar; desfalcar; disentir; disimular; divergir; escapar; evitar; guardarse de; huntar; hurtqr; mangar; mangar a; robar
graaien birlar; mangar agarrar; coger a la arrebatiña; disputarse; hurgar; pillar; revolver
grijpen birlar; mangar abordar; agarrar; agarrarse a; atacar; atrapar; captar; cerrar de golpe; coger; engastar; engañar; estafar; prender; servirse; servirse a sí mismo; timar; trabar
grissen birlar; mangar; robar
inpikken arrebatar; birlar; hurtar; llevarse con el pico; mangar; mangar a; robar coger; defraudar; desfalcar; disentir; disimular; divergir; escapar; evitar; guardarse de; huntar; hurtqr; mangar; mangar a; robar
jatten arrebatar; birlar; hurtar; llevarse con el pico; mangar; mangar a; robar coger; defraudar; desfalcar; disentir; disimular; divergir; escapar; evitar; guardarse de; huntar; hurtqr; mangar; mangar a; robar
ontfutselen birlar; mangar; robar coger; hurtqr; robar
ontvreemden arrebatar; birlar; hurtar; llevarse con el pico; mangar; mangar a; robar coger; defraudar; desfalcar; disentir; disimular; divergir; escapar; evitar; guardarse de; huntar; hurtqr; mangar; mangar a; robar
pikken arrebatar; birlar; hurtar; llevarse con el pico; mangar; mangar a; robar coger; defraudar; desfalcar; disentir; disimular; divergir; escapar; evitar; guardarse de; huntar; hurtqr; mangar; mangar a; robar
snaaien birlar; mangar afanar; coger; hurtqr; mangar; robar
stelen arrebatar; birlar; hurtar; llevarse con el pico; mangar; mangar a; robar afanar; coger; defraudar; desfalcar; disentir; disimular; divergir; escapar; evitar; guardarse de; huntar; hurtqr; mangar; mangar a; robar
verdonkeremanen arrebatar; birlar; hurtar; llevarse con el pico; mangar; mangar a; robar coger; defraudar; desfalcar; disentir; disimular; divergir; escapar; evitar; guardarse de; huntar; hurtqr; mangar; mangar a; robar
vervreemden arrebatar; birlar; hurtar; llevarse con el pico; mangar; mangar a; robar alejarse; coger; defraudar; desfalcar; disentir; disimular; distanciar; divergir; escapar; evitar; expulsar; extirpar; guardarse de; huntar; hurtqr; mangar; mangar a; quitar; robar
wegkapen arrebatar; birlar; hurtar; llevarse con el pico; mangar; mangar a; robar coger; defraudar; desfalcar; disentir; disimular; divergir; escapar; evitar; guardarse de; huntar; hurtqr; mangar; mangar a; robar
wegpikken arrebatar; birlar; hurtar; llevarse con el pico; mangar; mangar a; robar afanar; coger; defraudar; desfalcar; disentir; disimular; divergir; escapar; evitar; guardarse de; huntar; hurtqr; mangar; mangar a; robar

Synoniemen voor "birlar":


Wiktionary: birlar

birlar
verb
  1. iemand iets afhandig maken
  2. iets wegnemen van iemand en het zich wederrechtelijk toe-eigenen

Cross Translation:
FromToVia
birlar ritselen; foefelen; zwendelen finagle — (ambitransitive) to cheat or swindle; to use crafty, deceitful methods (often with "out of")
birlar jatten; stelen klauen — (transitiv) umgangssprachlich: etwas entwenden, stehlen