Bellaco in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

bellaco:
- klootzak; schobbejak; hond; schoelje; lul; eikel; smeerlap; schoft; vagebond; zwerver; landloper
Wiktionary:
- bellaco → boef, ellendeling, ploert, schurk
- bellaco → schelm, schurk, schavuit, sodemieter

Spaans

Uitgebreide vertaling voor bellaco (Spaans) in het Nederlands

el bellaco (granuja)
de klootzak; de schobbejak; de hond; de schoelje; de lul; de eikel; de smeerlap; de schoft
- klootzak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord !
- schobbejak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- hond [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- schoelje [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- lul [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- eikel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord !
- smeerlap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- schoft [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
el bellaco (vagabundo)
de vagebond; de zwerver; de landloper
- vagebond [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- zwerver [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- landloper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
eikel	bellaco; granuja
hond	bellaco; granuja	alano; perrito; perro
klootzak	bellaco; granuja	ala; bruto; cabrón; canalla; cateto; gamberro; granuja; grosero; hijo de puta; mal educado; mentecato; paleto; palurdo; patán; pedazo de animal; persona torpe; tonto; torpe
landloper	bellaco; vagabundo	vagabundo
lul	bellaco; granuja	afiliado; articulación; biela; elemento; falange; gilipollas; gilipuertas; miembro; nudillo; pene; picadura; picha; polla; párrafo; socio; término; tío; varilla; vástago; víctima
schobbejak	bellaco; granuja	bribón; canalla; chinche; criminal; delincuente; desalmado; galopín; granuja; granujita; malapieza; niña traviesa; niño travieso; pillastre; pillete; pillo; pícaro; rufián; sinvergüenza; trasto; truhán; tunante; vicio
schoelje	bellaco; granuja	granuja; tunante
schoft	bellaco; granuja	bribón; cabrón; canalla; cruz; desgraciado; granuja; hijo de puta; hombro; mal bicho; mala bestia; miserable; tunante
smeerlap	bellaco; granuja	asqueroso; bribón; cabrón; canalla; cerdo; cochino; desgraciado; granuja; guarro; hijo de puta; mal bicho; mala bestia; marrano; miserable; puerco; tunante
vagebond	bellaco; vagabundo
zwerver	bellaco; vagabundo

bellaco

noun

1.iemand die zich onbehoorlijk of misdadig gedraagt
- boef → golfo; pícaro; bellaco; bergante; bribón; granuja; maleante; pillo
pejoratief|nld verachtelijk, slecht mens
- ellendeling → bellaco; bribón; granuja; miserable
scheldwoord|nld schoft
- ploert → bellaco; bribón; canalla; granuja
een persoon die kwaad bedrijft
- schurk → canalla; bribón; bellaco; ruin; pillo

Cross Translation:

From	To	Via
• bellaco	→ schelm	↔ knave — deceitful fellow
• bellaco	→ schurk; schavuit	↔ scoundrel — villain
• bellaco	→ sodemieter	↔ Schurke — jmd., der moralisch verwerflich handelt