Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
-
aviso:
- aankondiging; bericht; melding; waarschuwing; vermaning; mededeling; boodschap; vermelding; uitspraak; opgave; gewag; verwittiging; tijding; bekendmaking; relaas; verduidelijking; uitleg; opheldering; toelichting; verklaring; uiteenzetting; informatie; kennisgeving; convocatie; aanschrijving; aanzegging; memorandum; decreet; afkondiging; uitvaardiging; informeren; aankondigen; kennisgeven; aanzeggen; konde doen; herinnering
-
avisar:
- informeren; op de hoogte brengen; verwittigen; waarschuwen; van iets in kennis stellen; tippen; inlichten; aandienen; vermelden; noemen; erbij zeggen; declareren; aangeven; oproepen; sommeren; ontbieden; verkondigen; mening kenbaar maken; bekendmaken; proclameren; afkondigen; aanschrijven; kennis geven; konde doen; aanzeggen
- aanschrijven; aanzeggen
-
Wiktionary:
- aviso → advies, bericht, waarschuwing
- aviso → aankondiging, waarschuwing, bord, markering, aanbeveling, recommandatie, boeking, inschrijving, registratie, bekendmaking, bericht, kennisgeving, tijding, verwittiging, mare, informatie, inlichting, terechtwijzing
- avisar → verwittigen, waarschuwen
- avisar → inlichten, waarschuwen, verwittigen, waarnen, voorkomen
Spaans
Uitgebreide vertaling voor aviso (Spaans) in het Nederlands
aviso:
-
el aviso (anuncio; notificación; mención; comunicación; información; informe; referencia)
-
el aviso (admonición; amonestación)
-
el aviso (notificación; noticia; publicación; comunicación; información)
de mededeling; de boodschap; het bericht; de vermelding; de uitspraak; de opgave; gewag; de melding; de verwittiging; de tijding; de bekendmaking; het relaas -
el aviso (aclaración; explicación; esclarecimiento; exposición; certificación; articulación; interpretación; motivación; pronunciación; notificación; dilucidación; comentario; enunciación)
-
el aviso (notificación; información; comunicación)
-
el aviso (anuncio; informe; noticia; comunicado; revelación; publicación; proclamación)
-
el aviso (notificación; pedido; orden; encargo; circular; requerimiento; mandato; evocación)
-
el aviso (memorándum; anuncio)
het memorandum -
el aviso (decreto; acuerdo; promulgación; medida; anuncio; decisión; resolución; notificación; determinación)
-
el aviso (notificación; circular)
-
el aviso
de kennisgeving -
el aviso
de herinnering
Vertaal Matrix voor aviso:
Synoniemen voor "aviso":
Wiktionary: aviso
aviso
Cross Translation:
noun
-
bericht
-
overgebrachte korte communicatie, meestal over een recente gebeurtenis
-
een mededeling dat er onaangename gevolgen op til zijn
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aviso | → aankondiging | ↔ advice — information or notice given |
• aviso | → waarschuwing | ↔ caveat — a warning |
• aviso | → bord; markering | ↔ sign — flat object bearing a message |
• aviso | → aanbeveling; recommandatie; boeking; inschrijving; registratie; waarschuwing | ↔ recommandation — exhortation instante, conseil pressant. |
• aviso | → bekendmaking; bericht; kennisgeving; tijding; verwittiging; mare; informatie; inlichting; terechtwijzing | ↔ renseignement — indice qui nous aider à connaître certaines choses ou qui nous éclairer sur une personne. |
aviso vorm van avisar:
-
avisar (hacer saber; decir; informar; advertir; poner en conocimiento; anunciar; informar acerca de; comunicar; poner algo en conocimiento; reportar; atemorizar; dar a conocer; reportear; alarmar; informar de; mencionar; dar informes; dar informes sobre)
informeren; op de hoogte brengen; verwittigen; waarschuwen; van iets in kennis stellen; tippen; inlichten-
op de hoogte brengen werkwoord
-
van iets in kennis stellen werkwoord (stel van iets in kennis, stelt van iets in kennis, stelde van iets in kennis, stelden van iets in kennis, van iets in kennis gesteld)
-
avisar (presentar; comunicar; mencionar; anunciar; informar de)
-
avisar (mencionar; llamar; hacer mención; nombrar; citar; notificar)
-
avisar (declarar; abandonar; imponer; anunciar)
-
avisar (hacer venir; evocar; llamar; convocar; notificar; citar a juicio; pedir; citar; requerir; anunciar; reclutar; convocar a)
-
avisar (comunicar)
-
avisar (proclamar; difundir; divulgar; promulgar; emitir; comunicar; revelar; anunciar; declarar; publicar; informar de)
-
avisar (anunciar; convocar; hacer saber; llamar; comunicar; dar a conocer; intimar; convocar a; citar a juicio)
Conjugations for avisar:
presente
- aviso
- avisas
- avisa
- avisamos
- avisáis
- avisan
imperfecto
- avisaba
- avisabas
- avisaba
- avisábamos
- avisabais
- avisaban
indefinido
- avisé
- avisaste
- avisó
- avisamos
- avisasteis
- avisaron
fut. de ind.
- avisaré
- avisarás
- avisará
- avisaremos
- avisaréis
- avisarán
condic.
- avisaría
- avisarías
- avisaría
- avisaríamos
- avisaríais
- avisarían
pres. de subj.
- que avise
- que avises
- que avise
- que avisemos
- que aviséis
- que avisen
imp. de subj.
- que avisara
- que avisaras
- que avisara
- que avisáramos
- que avisarais
- que avisaran
miscelánea
- ¡avisa!
- ¡avisad!
- ¡no avises!
- ¡no aviséis!
- avisado
- avisando
1. yo, 2. tĆŗ, 3. Ć©l/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
-
el avisar (notificar)
Vertaal Matrix voor avisar:
Synoniemen voor "avisar":
Wiktionary: avisar
avisar
Cross Translation:
verb
-
~ van iemand ergens van op de hoogte brengen
-
iemand verwittigen dat er mogelijke gevaren, problemen of gevolgen zijn
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• avisar | → inlichten | ↔ apprise — to notify |
• avisar | → waarschuwen; verwittigen; waarnen | ↔ warn — to make someone aware of impending danger |
• avisar | → waarschuwen; verwittigen | ↔ avertir — informer quelqu’un de quelque chose. |
• avisar | → verwittigen | ↔ aviser — Avertir par un avis |
• avisar | → voorkomen | ↔ prévenir — (vieilli) devancer, venir avant. |