Avalar in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

avalar:
- garanderen; verzekeren; waarborgen; instaan voor; vast beloven; garant staan; borg zijn
Wiktionary:
- avalar → attesteren, garanderen

Spaans

Uitgebreide vertaling voor avalar (Spaans) in het Nederlands

avalar:

avalar werkwoord

avalar (garantizar)
garanderen; verzekeren; waarborgen; instaan voor; vast beloven
- garanderen werkwoord (garandeer, garandeert, garandeerde, garandeerden, gegarandeerd)
- verzekeren werkwoord (verzeker, verzekert, verzekerde, verzekerden, verzekerd)
- waarborgen werkwoord (waarborg, waarborgt, waarborgde, waarborgden, gewaarborgd)
- instaan voor werkwoord (sta in voor, staat in voor, stond in voor, stonden in voor, ingestaan voor)
- vast beloven werkwoord (beloof vast, belooft vast, beloofde vast, beloofden vast, vast beloofd)
avalar (garantizar)
instaan voor; garant staan; borg zijn
- instaan voor werkwoord (sta in voor, staat in voor, stond in voor, stonden in voor, ingestaan voor)
- garant staan werkwoord
- borg zijn werkwoord

Conjugations for avalar:

presente

avalo
avalas
avala
avalamos
avaláis
avalan

imperfecto

avalaba
avalabas
avalaba
avalábamos
avalabais
avalaban

indefinido

avalé
avalaste
avaló
avalamos
avalasteis
avalaron

fut. de ind.

avalaré
avalarás
avalará
avalaremos
avalaréis
avalarán

condic.

avalaría
avalarías
avalaría
avalaríamos
avalaríais
avalarían

pres. de subj.

que avale
que avales
que avale
que avalemos
que avaléis
que avalen

imp. de subj.

que avalara
que avalaras
que avalara
que avaláramos
que avalarais
que avalaran

miscelánea

¡avala!
¡avalad!
¡no avales!
¡no avaléis!
avalado
avalando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor avalar:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
borg zijn	avalar; garantizar
garanderen	avalar; garantizar
garant staan	avalar; garantizar
instaan voor	avalar; garantizar
vast beloven	avalar; garantizar
verzekeren	avalar; garantizar	colocar; fijar; sujetar
waarborgen	avalar; garantizar

Synoniemen voor "avalar":

apadrinar; amparar; legalizar; proteger; defender; prohijar; acoger; cobijar; patrocinar; legitimar; adoptar
garantizar; respaldar; asegurar; certificar
pagar; abonar; satisfacer; retribuir; remunerar; fertilizar; enriquecer; acreditar; sufragar

Wiktionary: avalar

Cross Translation:

From	To	Via
• avalar	→ attesteren	↔ attest — to affirm to be correct, true, or genuine
• avalar	→ garanderen	↔ garantir — juri\|fr Se rendre garant, répondre d’une chose, du maintien, de l’exécution d’une chose. — note Se dit surtout en matière de procès, d’affaires et de négociation.

Computer vertaling door derden: