Atracar in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

atracar:
- verrassen; iemand overvallen met iets; overvallen; overrompelen; doordrijven; geweld gebruiken; schofferen
Wiktionary:
- atracar → aanleggen, aanmeren, overvallen
- atracar → beroven, overvallen, aangrijpen, aantasten, aanvallen, tackelen, attaqueren

Spaans

Uitgebreide vertaling voor atracar (Spaans) in het Nederlands

atracar:

atracar werkwoord

atracar (acometer; sorprender; asaltar)
verrassen; iemand overvallen met iets
- verrassen werkwoord (verras, verrast, verraste, verrasten, verrast)
- iemand overvallen met iets werkwoord
atracar (tomar desprevenido; sorprender; coger de sorpresa; acometer; asaltar)
overvallen; overrompelen
- overvallen werkwoord (overval, overvalt, overviel, overvielen, overvallen)
- overrompelen werkwoord (overrompel, overrompelt, overrompelde, overrompelden, overrompeld)
atracar (llevar adelante; atacar; forzar; mandar; machacar; disponer; avanzar; infringir; transgredir; arrebatar; acometer; asaltar; agraviar; inculcar; asediar; endilgar; forzarse)
doordrijven
- doordrijven werkwoord (drijf door, drijft door, dreef door, dreven door, doorgedreven)
atracar (quebrantar; avanzar; imponer; atacar; arrebatar; forzar; asaltar; violar; agraviar; infringir; asediar)
geweld gebruiken
- geweld gebruiken werkwoord
atracar (quebrantar; atacar)
schofferen
- schofferen werkwoord (schoffeer, schoffeert, schoffeerde, schoffeerden, geschoffeerd)

Conjugations for atracar:

presente

atraco
atracas
atraca
atracamos
atracáis
atracan

imperfecto

atracaba
atracabas
atracaba
atracábamos
atracabais
atracaban

indefinido

atraqué
atracaste
atracó
atracamos
atracasteis
atracaron

fut. de ind.

atracaré
atracarás
atracará
atracaremos
atracaréis
atracarán

condic.

atracaría
atracarías
atracaría
atracaríamos
atracaríais
atracarían

pres. de subj.

que atraque
que atraques
que atraque
que atraquemos
que atraquéis
que atraquen

imp. de subj.

que atracara
que atracaras
que atracara
que atracáramos
que atracarais
que atracaran

miscelánea

¡atraca!
¡atracad!
¡no atraques!
¡no atraquéis!
atracado
atracando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor atracar:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
doordrijven	acometer; agraviar; arrebatar; asaltar; asediar; atacar; atracar; avanzar; disponer; endilgar; forzar; forzarse; inculcar; infringir; llevar adelante; machacar; mandar; transgredir
geweld gebruiken	agraviar; arrebatar; asaltar; asediar; atacar; atracar; avanzar; forzar; imponer; infringir; quebrantar; violar
iemand overvallen met iets	acometer; asaltar; atracar; sorprender
overrompelen	acometer; asaltar; atracar; coger de sorpresa; sorprender; tomar desprevenido
overvallen	acometer; asaltar; atracar; coger de sorpresa; sorprender; tomar desprevenido	acometer; agredir; asaltar; atacar
schofferen	atacar; atracar; quebrantar
verrassen	acometer; asaltar; atracar; sorprender	coger; sorprender
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
overvallen		ocurrido

Synoniemen voor "atracar":

abordar; topar; chocar; tocar; invadir; asaltar; acometer; afrontar; encarar; enfrentarse
atiborrar; hartar; inflar; cebar; empapuzar; apiparse; empapuciar; empapujar; hinchar; embuchar; embaular; jamar; jalar
saltear; robar

Wiktionary: atracar

atracar

verb

aan wal gaan liggen
- aanleggen → abordar; atracar; amarrar
(een schip) aanleggen
- aanmeren → atracar; amarrar
bij verrassing iemand belagen of overweldigen
- overvallen → asaltar; atracar; acometer

Cross Translation:

From	To	Via
• atracar	→ beroven; overvallen	↔ mug — to assault for the purpose of robbery
• atracar	→ aangrijpen; aantasten; aanvallen; tackelen; attaqueren	↔ attaquer — assaillir par agression.

Computer vertaling door derden: