Spaans

Uitgebreide vertaling voor arruga (Spaans) in het Nederlands

arruga:

arruga [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la arruga (rayita; línea)
    het streepje; het lijntje
    • streepje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • lijntje [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. la arruga (arruga facial; línea; rama; )
    de rimpel; gezichtsrimpel
  3. la arruga
    de rimpel; de lijn; huidrimpel
    • rimpel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • lijn [de ~] zelfstandig naamwoord
    • huidrimpel [znw.] zelfstandig naamwoord
  4. la arruga
    valse vouw; de kreukel
  5. la arruga
    het golfje; de rimpeling
    • golfje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • rimpeling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  6. la arruga (doblez; pliegue)
    de vouw; het ezelsoor
    • vouw [de ~] zelfstandig naamwoord
    • ezelsoor [het ~] zelfstandig naamwoord
  7. la arruga (canal; corredera; raja; )
    langwerpige uitholling; de gleuf; de opening; de sleuf
  8. la arruga (pliegue; plegamiento)
    de plooi; de plooiing
    • plooi [de ~] zelfstandig naamwoord
    • plooiing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  9. la arruga (surco; mina; canaladura; )
    de vore
    • vore [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor arruga:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ezelsoor arruga; doblez; pliegue
gezichtsrimpel arruga; arruga facial; cordel; cuerda; hacer régimen; línea; ondulación; rama; raya; sedal; trazo
gleuf acequia; arruga; canal; canaladura; canalizo; corredera; cuca; hendidura; raja; ranura; regadera; rendija; roza; surco; zanja grieta; ranura; rendija
golfje arruga
huidrimpel arruga
kreukel arruga
langwerpige uitholling acequia; arruga; canal; canaladura; canalizo; corredera; cuca; hendidura; raja; ranura; regadera; rendija; roza; surco; zanja canaladura; hendidura; raja; ranura; rendija; surco; zanja
lijn arruga cinto; cinturón; límite; línea; raya
lijntje arruga; línea; rayita
opening acequia; arruga; canal; canaladura; canalizo; corredera; cuca; hendidura; raja; ranura; regadera; rendija; roza; surco; zanja abertura; abismo; barranco; boquete; brecha; comienzo; entalladura; escopladura; espacio; espacio intermedio; fisura; grieta; hendidura; inicio; intervalo; marco de la puerta; muesca; precipicio; principio; quebrada; ranura; rendija; vano
plooi arruga; plegamiento; pliegue
plooiing arruga; plegamiento; pliegue
rimpel arruga; arruga facial; cordel; cuerda; hacer régimen; línea; ondulación; rama; raya; sedal; trazo
rimpeling arruga
sleuf acequia; arruga; canal; canaladura; canalizo; corredera; cuca; hendidura; raja; ranura; regadera; rendija; roza; surco; zanja grieta; ranura; rendija
streepje arruga; línea; rayita guión
valse vouw arruga
vore arruga; canal; canaladura; cantera; fosa; mina; ranura; rendija; surco
vouw arruga; doblez; pliegue

Synoniemen voor "arruga":


Wiktionary: arruga


Cross Translation:
FromToVia
arruga plooi; kreukel crease — mark made by folding
arruga kink kink — tight curl, twist, or bend
arruga rimpel wrinkle — a line or crease in the skin
arruga rimpel ride — Pli qui se forme sur la peau
arruga frons; geul; groef; rimpel; voor; vore; zog; cannelure; gleuf; sleuf sillontranchée que le soc, le coutre de la charrue ouvre dans la terre qu’on laboure.

arrugar:

arrugar werkwoord

  1. arrugar (estrujar; fruncir; arrugarse)
    kreuken
    • kreuken werkwoord (kreuk, kreukt, kreukte, kreukten, gekreukt)
  2. arrugar (rizar; estrujar; fruncir; arrugarse)
    verfrommelen; kreukelen; verkreukelen
    • verfrommelen werkwoord (verfrommel, verfrommelt, verfrommelde, verfrommelden, verfrommeld)
    • kreukelen werkwoord (kreukel, kreukelt, kreukelde, kreukelden, gekreukeld)
    • verkreukelen werkwoord (verkreukel, verkreukelt, verkreukelde, verkreukelden, verkreukeld)
  3. arrugar
    rimpelen
    • rimpelen werkwoord (rimpel, rimpelt, rimpelde, rimpelden, gerimpeld)
  4. arrugar
    opfrommelen
    • opfrommelen werkwoord (frommel op, frommelt op, frommelde op, frommelden op, opgefrommeld)
  5. arrugar (estrujar)

Conjugations for arrugar:

presente
  1. arrugo
  2. arrugas
  3. arruga
  4. arrugamos
  5. arrugáis
  6. arrugan
imperfecto
  1. arrugaba
  2. arrugabas
  3. arrugaba
  4. arrugábamos
  5. arrugabais
  6. arrugaban
indefinido
  1. arrugué
  2. arrugaste
  3. arrugó
  4. arrugamos
  5. arrugasteis
  6. arrugaron
fut. de ind.
  1. arrugaré
  2. arrugarás
  3. arrugará
  4. arrugaremos
  5. arrugaréis
  6. arrugarán
condic.
  1. arrugaría
  2. arrugarías
  3. arrugaría
  4. arrugaríamos
  5. arrugaríais
  6. arrugarían
pres. de subj.
  1. que arrugue
  2. que arrugues
  3. que arrugue
  4. que arruguemos
  5. que arruguéis
  6. que arruguen
imp. de subj.
  1. que arrugara
  2. que arrugaras
  3. que arrugara
  4. que arrugáramos
  5. que arrugarais
  6. que arrugaran
miscelánea
  1. ¡arruga!
  2. ¡arrugad!
  3. ¡no arrugues!
  4. ¡no arruguéis!
  5. arrugado
  6. arrugando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor arrugar:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kreukelen arrugar; arrugarse; estrujar; fruncir; rizar
kreuken arrugar; arrugarse; estrujar; fruncir
opfrommelen arrugar
rimpelen arrugar
verfromfraaien arrugar; estrujar
verfrommelen arrugar; arrugarse; estrujar; fruncir; rizar
verkreukelen arrugar; arrugarse; estrujar; fruncir; rizar

Wiktionary: arrugar

arrugar
verb
  1. de vorming van kreukels op een voorheen glad oppervlak
  2. (overgankelijk) iets pletten, in elkaar drukken en/of samenknijpen tot een bolletje

Cross Translation:
FromToVia
arrugar kreuken wrinkle — to make wrinkles in; to cause to have wrinkles
arrugar frommelen; kreukelen; verkreukelen; verfomfaaien; verfrommelen froisserfrotter fortement, meurtrir par une pression violente.

arruga vorm van arrugarse:

arrugarse werkwoord

  1. arrugarse (arrugar; estrujar; fruncir)
    kreuken
    • kreuken werkwoord (kreuk, kreukt, kreukte, kreukten, gekreukt)
  2. arrugarse (arrugar; rizar; estrujar; fruncir)
    verfrommelen; kreukelen; verkreukelen
    • verfrommelen werkwoord (verfrommel, verfrommelt, verfrommelde, verfrommelden, verfrommeld)
    • kreukelen werkwoord (kreukel, kreukelt, kreukelde, kreukelden, gekreukeld)
    • verkreukelen werkwoord (verkreukel, verkreukelt, verkreukelde, verkreukelden, verkreukeld)

Conjugations for arrugarse:

presente
  1. me arrugo
  2. te arrugas
  3. se arruga
  4. nos arrugamos
  5. os arrugáis
  6. se arrugan
imperfecto
  1. me arrugaba
  2. te arrugabas
  3. se arrugaba
  4. nos arrugábamos
  5. os arrugabais
  6. se arrugaban
indefinido
  1. me arrugué
  2. te arrugaste
  3. se arrugó
  4. nos arrugamos
  5. os arrugasteis
  6. se arrugaron
fut. de ind.
  1. me arrugaré
  2. te arrugarás
  3. se arrugará
  4. nos arrugaremos
  5. os arrugaréis
  6. se arrugarán
condic.
  1. me arrugaría
  2. te arrugarías
  3. se arrugaría
  4. nos arrugaríamos
  5. os arrugaríais
  6. se arrugarían
pres. de subj.
  1. que me arrugue
  2. que te arrugues
  3. que se arrugue
  4. que nos arruguemos
  5. que os arruguéis
  6. que se arruguen
imp. de subj.
  1. que me arrugara
  2. que te arrugaras
  3. que se arrugara
  4. que nos arrugáramos
  5. que os arrugarais
  6. que se arrugaran
miscelánea
  1. ¡arrugate!
  2. ¡arrugaos!
  3. ¡no te arrugues!
  4. ¡no os arruguéis!
  5. arrugado
  6. arrugándose
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor arrugarse:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kreukelen arrugar; arrugarse; estrujar; fruncir; rizar
kreuken arrugar; arrugarse; estrujar; fruncir
verfrommelen arrugar; arrugarse; estrujar; fruncir; rizar
verkreukelen arrugar; arrugarse; estrujar; fruncir; rizar

Synoniemen voor "arrugarse":


Verwante vertalingen van arruga