Overzicht


Spaans

Uitgebreide vertaling voor arrollo (Spaans) in het Nederlands

arrollo:

arrollo [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el arrollo (invasión de policía; entrada; conquista; )
    de politie-inval; de inval

Vertaal Matrix voor arrollo:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
inval arrollo; conquista; entrada; incursión; invasión; invasión de policía; redada entrada; invasión; irrupción
politie-inval arrollo; conquista; entrada; incursión; invasión; invasión de policía; redada

arrollo vorm van arrollar:

arrollar werkwoord

  1. arrollar
  2. arrollar
    spoelen
    • spoelen werkwoord (spoel, spoelt, spoelde, spoelden, gespoeld)
  3. arrollar (bobinar)
    opspoelen
    • opspoelen werkwoord (spoel op, spoelt op, spoelde op, spoelden op, opgespoeld)
  4. arrollar (subir a fuerza de rodar; enrollar; dar cuerda; alzar)
    opdraaien; omhoogdraaien; hoger draaien
    • opdraaien werkwoord (draai op, draait op, draaide op, draaiden op, opgedraaid)
    • omhoogdraaien werkwoord (draai omhoog, draait omhoog, draaide omhoog, draaiden omhoog, omhooggedraaid)
    • hoger draaien werkwoord (draai hoger, draait hoger, draaide hoger, draaiden hoger, hoger gedraaid)
  5. arrollar (aturdir; abrumar; apabullar)
    overdonderen; overbluffen
    • overdonderen werkwoord (overdonder, overdondert, overdonderde, overdonderden, overdonderd)
    • overbluffen werkwoord (overbluf, overbluft, overblufte, overbluften, overbluft)

Conjugations for arrollar:

presente
  1. arrollo
  2. arrollas
  3. arrolla
  4. arrollamos
  5. arrolláis
  6. arrollan
imperfecto
  1. arrollaba
  2. arrollabas
  3. arrollaba
  4. arrollábamos
  5. arrollabais
  6. arrollaban
indefinido
  1. arrollé
  2. arrollaste
  3. arrolló
  4. arrollamos
  5. arrollasteis
  6. arrollaron
fut. de ind.
  1. arrollaré
  2. arrollarás
  3. arrollará
  4. arrollaremos
  5. arrollaréis
  6. arrollarán
condic.
  1. arrollaría
  2. arrollarías
  3. arrollaría
  4. arrollaríamos
  5. arrollaríais
  6. arrollarían
pres. de subj.
  1. que arrolle
  2. que arrolles
  3. que arrolle
  4. que arrollemos
  5. que arrolléis
  6. que arrollen
imp. de subj.
  1. que arrollara
  2. que arrollaras
  3. que arrollara
  4. que arrolláramos
  5. que arrollarais
  6. que arrollaran
miscelánea
  1. ¡arrolla!
  2. ¡arrollad!
  3. ¡no arrolles!
  4. ¡no arrolléis!
  5. arrollado
  6. arrollando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor arrollar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
overdonderen aturdir; dejar perplejo
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hoger draaien alzar; arrollar; dar cuerda; enrollar; subir a fuerza de rodar
omhoogdraaien alzar; arrollar; dar cuerda; enrollar; subir a fuerza de rodar
onder de voet lopen arrollar
opdraaien alzar; arrollar; dar cuerda; enrollar; subir a fuerza de rodar
opspoelen arrollar; bobinar
overbluffen abrumar; apabullar; arrollar; aturdir
overdonderen abrumar; apabullar; arrollar; aturdir asombrar; maravillar; pasmar
spoelen arrollar tirar de la cadena

Synoniemen voor "arrollar":


Wiktionary: arrollar

arrollar
verb
  1. zich ~, tot een rol vormen
  2. met de wielen van een voertuig over iets of iemand heen rijden