Overzicht


Spaans

Uitgebreide vertaling voor aprisionar (Spaans) in het Nederlands

aprisionar:

aprisionar werkwoord

  1. aprisionar (aprehender; arrestar; detener; coger preso; coger prisionero)
    aanhouden; arresteren; gevangennemen; oppakken; inrekenen
    • aanhouden werkwoord (houd aan, houdt aan, hield aan, hielden aan, aangehouden)
    • arresteren werkwoord (arresteer, arresteert, arresteerde, arresteerden, gearresteerd)
    • gevangennemen werkwoord
    • oppakken werkwoord (pak op, pakt op, pakte op, pakten op, opgepakt)
    • inrekenen werkwoord (reken in, rekent in, rekende in, rekenden in, ingerekend)
  2. aprisionar (encerrar; arrestar; cautivar; )
    gevangennemen; aanhouden; vatten; arresteren; in hechtenis nemen; oppakken; inrekenen
    • gevangennemen werkwoord
    • aanhouden werkwoord (houd aan, houdt aan, hield aan, hielden aan, aangehouden)
    • vatten werkwoord (vat, vatte, vatten, gevat)
    • arresteren werkwoord (arresteer, arresteert, arresteerde, arresteerden, gearresteerd)
    • in hechtenis nemen werkwoord (neem in hechtenis, neemt in hechtenis, nam in hechtenis, namen in hechtenis, in hechtenis genomen)
    • oppakken werkwoord (pak op, pakt op, pakte op, pakten op, opgepakt)
    • inrekenen werkwoord (reken in, rekent in, rekende in, rekenden in, ingerekend)

Conjugations for aprisionar:

presente
  1. aprisiono
  2. aprisionas
  3. aprisiona
  4. aprisionamos
  5. aprisionáis
  6. aprisionan
imperfecto
  1. aprisionaba
  2. aprisionabas
  3. aprisionaba
  4. aprisionábamos
  5. aprisionabais
  6. aprisionaban
indefinido
  1. aprisioné
  2. aprisionaste
  3. aprisionó
  4. aprisionamos
  5. aprisionasteis
  6. aprisionaron
fut. de ind.
  1. aprisionaré
  2. aprisionarás
  3. aprisionará
  4. aprisionaremos
  5. aprisionaréis
  6. aprisionarán
condic.
  1. aprisionaría
  2. aprisionarías
  3. aprisionaría
  4. aprisionaríamos
  5. aprisionaríais
  6. aprisionarían
pres. de subj.
  1. que aprisione
  2. que aprisiones
  3. que aprisione
  4. que aprisionemos
  5. que aprisionéis
  6. que aprisionen
imp. de subj.
  1. que aprisionara
  2. que aprisionaras
  3. que aprisionara
  4. que aprisionáramos
  5. que aprisionarais
  6. que aprisionaran
miscelánea
  1. ¡aprisiona!
  2. ¡aprisionad!
  3. ¡no aprisiones!
  4. ¡no aprisionéis!
  5. aprisionado
  6. aprisionando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor aprisionar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanhouden perseverancia; persistencia; tenacidad
arresteren detener
vatten coger; comprender
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanhouden aprehender; apresar; aprisionar; arrestar; cautivar; coger preso; coger prisionero; detener; encarcelar; encerrar continuar; durar; imponer; imponerse; insistir; instar; perdurar; seguir
arresteren aprehender; apresar; aprisionar; arrestar; cautivar; coger preso; coger prisionero; detener; encarcelar; encerrar
gevangennemen aprehender; apresar; aprisionar; arrestar; cautivar; coger preso; coger prisionero; detener; encarcelar; encerrar
in hechtenis nemen apresar; aprisionar; arrestar; cautivar; coger preso; encarcelar; encerrar
inrekenen aprehender; apresar; aprisionar; arrestar; cautivar; coger preso; coger prisionero; detener; encarcelar; encerrar
oppakken aprehender; apresar; aprisionar; arrestar; cautivar; coger preso; coger prisionero; detener; encarcelar; encerrar recoger; recoger del suelo
vatten apresar; aprisionar; arrestar; cautivar; coger preso; encarcelar; encerrar agarrar; atrapar; captar; coger; engastar; engañar; estafar; prender; timar; trabar

Synoniemen voor "aprisionar":


Computer vertaling door derden: