Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal aprestar

Vertaal aprestar van Spaans naar Nederlands

Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. aprestar:
  2. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor aprestar (Spaans) in het Nederlands

aprestar:

aprestar werkwoord

  1. aprestar (aderezar; preparar; prepararse; apercibir; arreglar)
    bereiden; klaarmaken; prepareren; brouwen; iets toebereiden
    • bereiden werkwoord (bereid, bereidt, bereidde, bereidden, bereid)
    • klaarmaken werkwoord (maak klaar, maakt klaar, maakte klaar, maakten klaar, klaargemaakt)
    • prepareren werkwoord (prepareer, prepareert, prepareerde, prepareerden, geprepareerd)
    • brouwen werkwoord (brouw, brouwt, brouwde, brouwden, gebrouwd)
    • iets toebereiden werkwoord

Conjugations for aprestar:

presente
  1. apresto
  2. aprestas
  3. apresta
  4. aprestamos
  5. aprestáis
  6. aprestan
imperfecto
  1. aprestaba
  2. aprestabas
  3. aprestaba
  4. aprestábamos
  5. aprestabais
  6. aprestaban
indefinido
  1. apresté
  2. aprestaste
  3. aprestó
  4. aprestamos
  5. aprestasteis
  6. aprestaron
fut. de ind.
  1. aprestaré
  2. aprestarás
  3. aprestará
  4. aprestaremos
  5. aprestaréis
  6. aprestarán
condic.
  1. aprestaría
  2. aprestarías
  3. aprestaría
  4. aprestaríamos
  5. aprestaríais
  6. aprestarían
pres. de subj.
  1. que apreste
  2. que aprestes
  3. que apreste
  4. que aprestemos
  5. que aprestéis
  6. que apresten
imp. de subj.
  1. que aprestara
  2. que aprestaras
  3. que aprestara
  4. que aprestáramos
  5. que aprestarais
  6. que aprestaran
miscelánea
  1. ¡apresta!
  2. ¡aprestad!
  3. ¡no aprestes!
  4. ¡no aprestéis!
  5. aprestado
  6. aprestando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor aprestar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bereiden condimento; preparar
klaarmaken preparar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bereiden aderezar; apercibir; aprestar; arreglar; preparar; prepararse aderezar; preparar
brouwen aderezar; apercibir; aprestar; arreglar; preparar; prepararse aderezar; preparar
iets toebereiden aderezar; apercibir; aprestar; arreglar; preparar; prepararse
klaarmaken aderezar; apercibir; aprestar; arreglar; preparar; prepararse acabar; aderezar; completar; dar fin a; finalizar; preparar; terminar
prepareren aderezar; apercibir; aprestar; arreglar; preparar; prepararse familiarizarse; iniciar; orientar; preparar

Synoniemen voor "aprestar":


Wiktionary: aprestar

aprestar
verb
  1. (overgankelijk) textielindustrie|nld nader behandelen, afwerken, verstevigen
  2. handelingen verrichten die een latere gebeurtenis mogelijk moeten maken







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0259 seconde
Page rendered in 1.0 seconds