Aplicación in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

aplicación:
- toepassing; gebruik; aanwending; inzet; behandeling; hantering; applicatie; aanwenden; industrie; tak van nijverheid; toepassingsgebied; programma
Wiktionary:
- aplicación → applicatie, toepassing
- aplicación → toepassing, softwarepakket, computerprogramma, applicatie, naarstigheid, ijver, vlijt

Spaans

Uitgebreide vertaling voor aplicación (Spaans) in het Nederlands

la aplicación (utilización; uso; empleo)
de toepassing; het gebruik; de aanwending; de inzet
- toepassing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- gebruik [het ~] zelfstandig naamwoord
- aanwending [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- inzet [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
la aplicación (utilización; manejo; hábito; consumo; uso comercial; tradición)
het gebruik; de aanwending; de behandeling; de hantering
- gebruik [het ~] zelfstandig naamwoord
- aanwending [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- behandeling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- hantering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la aplicación
de applicatie
- applicatie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la aplicación
de toepassing
- toepassing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la aplicación (utilización; uso)
de toepassing; het gebruik; de aanwending; aanwenden
- toepassing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- gebruik [het ~] zelfstandig naamwoord
- aanwending [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- aanwenden [znw.] zelfstandig naamwoord
la aplicación (ramo industrial; industria; comercio; fábrica; casa de comercio; compañía; grupo de empresas)
de industrie; tak van nijverheid
- industrie [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- tak van nijverheid [znw.] zelfstandig naamwoord
la aplicación (territorio de aplicación)
het toepassingsgebied
- toepassingsgebied [het ~] zelfstandig naamwoord
la aplicación (programa)
de toepassing; het programma
- toepassing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- programma [het ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanwenden	aplicación; uso; utilización
aanwending	aplicación; consumo; empleo; hábito; manejo; tradición; uso; uso comercial; utilización
applicatie	aplicación
behandeling	aplicación; consumo; hábito; manejo; tradición; uso comercial; utilización	terapia; tratamiento; trato
gebruik	aplicación; consumo; empleo; hábito; manejo; tradición; uso; uso comercial; utilización	costumbre; hábito; utilización
hantering	aplicación; consumo; hábito; manejo; tradición; uso comercial; utilización
industrie	aplicación; casa de comercio; comercio; compañía; fábrica; grupo de empresas; industria; ramo industrial
inzet	aplicación; empleo; uso; utilización	abertura; apuesta; banca; bote; comienzo; dedicación; devoción; fin; gol; inicio; intencion; meta; objetivo; plato; principio; puesta
programma	aplicación; programa	emisión de radio; emisión radiofónico; programa
tak van nijverheid	aplicación; casa de comercio; comercio; compañía; fábrica; grupo de empresas; industria; ramo industrial
toepassing	aplicación; empleo; programa; uso; utilización
toepassingsgebied	aplicación; territorio de aplicación
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanwenden		administrar; aplicar; apostar; aprovechar; comenzar; consumir; ejercer; emplear; gastar; hacer uso de; iniciar; insertar; invertir; jugarse; poner; servirse de; tomar; tomar en uso; usar; utilizar

aplicación

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• aplicación	→ toepassing; softwarepakket; computerprogramma; applicatie	↔ application — a computer program
• aplicación	→ naarstigheid	↔ Fleiß — eifriges und unermüdliches Bemühen, ein gestecktes Ziel zu erreichen
• aplicación	→ naarstigheid; ijver; vlijt	↔ application — Action d’appliquer