Spaans

Uitgebreide vertaling voor anhelo (Spaans) in het Nederlands

anhelo:

anhelo [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el anhelo (deseo; ansia; afán)
    de wens; het verlangen
    • wens [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • verlangen [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. el anhelo
    de hunkering; de begeerte
    • hunkering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • begeerte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  3. el anhelo (deseo; espera; requerimiento; )
    het wensen; het verlangen; het smachten; de zucht; begeren; de lust
    • wensen [het ~] zelfstandig naamwoord
    • verlangen [het ~] zelfstandig naamwoord
    • smachten [het ~] zelfstandig naamwoord
    • zucht [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • begeren [znw.] zelfstandig naamwoord
    • lust [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. el anhelo (afán; deseo; ansia)
    hevig verlangen; de begeerte
  5. el anhelo (ansia; deseo; arder en deseos de; afán; animosidad)
    heftig verlangen; de lust; de begeerte

Vertaal Matrix voor anhelo:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
begeerte afán; anhelo; animosidad; ansia; arder en deseos de; deseo
begeren afán; aguijón; anhelo; ansia; ansiedad; ardor; avance; deseo; espera; requerimiento; requisito; suspiro; tirantez
heftig verlangen afán; anhelo; animosidad; ansia; arder en deseos de; deseo
hevig verlangen afán; anhelo; ansia; deseo
hunkering anhelo
lust afán; aguijón; anhelo; animosidad; ansia; ansiedad; arder en deseos de; ardor; avance; deseo; espera; requerimiento; requisito; suspiro; tirantez agrado; alegría; apetito; ardor; calentura; camilo; deseo; diversión; excitación; fervor; fuego; ganas; ganas de comer; gozo; gusto; hambre; instinto; instinto sexual; lascivia; libido; lubricidad; lujuria; pasión; placer; satisfacción; sensualidad
smachten afán; aguijón; anhelo; ansia; ansiedad; ardor; avance; deseo; espera; requerimiento; requisito; suspiro; tirantez ansia
verlangen afán; aguijón; anhelo; ansia; ansiedad; ardor; avance; deseo; espera; requerimiento; requisito; suspiro; tirantez ansia
wens afán; anhelo; ansia; deseo
wensen afán; aguijón; anhelo; ansia; ansiedad; ardor; avance; deseo; espera; requerimiento; requisito; suspiro; tirantez
zucht afán; aguijón; anhelo; ansia; ansiedad; ardor; avance; deseo; espera; requerimiento; requisito; suspiro; tirantez gemido; quejido; respiro
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
begeren ambicionar; desear; querer; suspirar por
smachten anhelar; ansiar; desear angustiosamente; languidecer; querer
verlangen ambicionar; confiar en; consumirse; desear; esperar; exigir; ir consumiéndose; querer; suspirar por
wensen desear; querer

Verwante woorden van "anhelo":

  • anhelos

Synoniemen voor "anhelo":


anhelar:

anhelar werkwoord

  1. anhelar (languidecer; desear angustiosamente; querer; ansiar)
    smachten; kwijnend verlangen; snakken; kwijnen
    • smachten werkwoord (smacht, smachtte, smachtten, gesmacht)
    • kwijnend verlangen werkwoord (verlang kwijnend, verlangt kwijnend, verlangde kwijnend, verlangden kwijnend, kwijnend verlangd)
    • snakken werkwoord (snak, snakt, snakte, snakten, gesnakt)
    • kwijnen werkwoord (kwijn, kwijnt, kwijnde, kwijnden, gekwijnd)
  2. anhelar (suspirar por)
    hunkeren; sterk verlangen
  3. anhelar
    hijgen; zwaar ademhalen
  4. anhelar (ansiar)
  5. anhelar (enganchar; hacer ganchillo; ansiar)
    haken
    • haken werkwoord (haak, haakt, haakte, haakten, gehaakt)

Conjugations for anhelar:

presente
  1. anhelo
  2. anhelas
  3. anhela
  4. anhelamos
  5. anheláis
  6. anhelan
imperfecto
  1. anhelaba
  2. anhelabas
  3. anhelaba
  4. anhelábamos
  5. anhelabais
  6. anhelaban
indefinido
  1. anhelé
  2. anhelaste
  3. anheló
  4. anhelamos
  5. anhelasteis
  6. anhelaron
fut. de ind.
  1. anhelaré
  2. anhelarás
  3. anhelará
  4. anhelaremos
  5. anhelaréis
  6. anhelarán
condic.
  1. anhelaría
  2. anhelarías
  3. anhelaría
  4. anhelaríamos
  5. anhelaríais
  6. anhelarían
pres. de subj.
  1. que anhele
  2. que anheles
  3. que anhele
  4. que anhelemos
  5. que anheléis
  6. que anhelen
imp. de subj.
  1. que anhelara
  2. que anhelaras
  3. que anhelara
  4. que anheláramos
  5. que anhelarais
  6. que anhelaran
miscelánea
  1. ¡anhela!
  2. ¡anhelad!
  3. ¡no anheles!
  4. ¡no anheléis!
  5. anhelado
  6. anhelando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor anhelar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
haken enganche; escuadras te; tes
hunkeren ansia
smachten afán; aguijón; anhelo; ansia; ansiedad; ardor; avance; deseo; espera; requerimiento; requisito; suspiro; tirantez
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
een sterke begeerte hebben naar anhelar; ansiar
haken anhelar; ansiar; enganchar; hacer ganchillo
hijgen anhelar soplar
hongeren naar anhelar; ansiar
hunkeren anhelar; suspirar por
kwijnen anhelar; ansiar; desear angustiosamente; languidecer; querer languidecer
kwijnend verlangen anhelar; ansiar; desear angustiosamente; languidecer; querer
smachten anhelar; ansiar; desear angustiosamente; languidecer; querer
snakken anhelar; ansiar; desear angustiosamente; languidecer; querer
sterk verlangen anhelar; suspirar por
zwaar ademhalen anhelar

Synoniemen voor "anhelar":


Wiktionary: anhelar

anhelar
verb
  1. sterk verlangen om iets te bezitten

Cross Translation:
FromToVia
anhelar verlangen; smachten naar ache for — to desire or want very much
anhelar een sterk verlangen hebben crave — to want strongly
anhelar verlangen long — to wait, to aspire
anhelar begeren long for — to have desire for; to yearn
anhelar smachten; zuchten; verlangen yearn — to have a strong desire; to long
anhelar hunkeren; reikhalzen; verlangen; smachten; zuchten; zuchten naar soupirerpousser des soupirs.