Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal ancla

Vertaal ancla van Spaans naar Nederlands

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

ancla:
- muuranker; anker
- dreg; dreghaak; dreganker; anker
anclar:
- verankeren; vastmaken
- ankeren
Wiktionary:
- ancla → anker
- anclar → ankeren
- anclar → ankeren, verankeren, aanleggen, aanmeren, meren

Spaans

Uitgebreide vertaling voor ancla (Spaans) in het Nederlands

ancla:

ancla [el ~] zelfstandig naamwoord

el ancla (canecillo)
het muuranker; het anker
- muuranker [het ~] zelfstandig naamwoord
- anker [het ~] zelfstandig naamwoord

ancla [la ~] zelfstandig naamwoord

la ancla (rastra; rezón)
de dreg; dreghaak; dreganker
- dreg [de ~] zelfstandig naamwoord
- dreghaak [znw.] zelfstandig naamwoord
- dreganker [znw.] zelfstandig naamwoord
la ancla
het anker
- anker [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor ancla:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
anker	ancla; canecillo
dreg	ancla; rastra; rezón
dreganker	ancla; rastra; rezón
dreghaak	ancla; rastra; rezón
muuranker	ancla; canecillo

Synoniemen voor "ancla":

áncora

Wiktionary: ancla

Cross Translation:

From	To	Via
• ancla	→ anker	↔ anchor — tool to moor a vessel into sea bottom
• ancla	→ anker	↔ ancre — Objet pour fixer un bateau au fond marin

ancla vorm van anclar:

anclar werkwoord

anclar (amarrar; atar)
verankeren
- verankeren werkwoord (veranker, verankert, verankerde, verankerden, verankerd)
anclar
vastmaken
- vastmaken werkwoord (maak vast, maakt vast, maakte vast, maakten vast, vastgemaakt)

Conjugations for anclar:

presente

anclo
anclas
ancla
anclamos
ancláis
anclan

imperfecto

anclaba
anclabas
anclaba
anclábamos
anclabais
anclaban

indefinido

anclé
anclaste
ancló
anclamos
anclasteis
anclaron

fut. de ind.

anclaré
anclarás
anclará
anclaremos
anclaréis
anclarán

condic.

anclaría
anclarías
anclaría
anclaríamos
anclaríais
anclarían

pres. de subj.

que ancle
que ancles
que ancle
que anclemos
que ancléis
que anclen

imp. de subj.

que anclara
que anclaras
que anclara
que ancláramos
que anclarais
que anclaran

miscelánea

¡ancla!
¡anclad!
¡no ancles!
¡no ancléis!
anclado
anclando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

anclar [el ~] zelfstandig naamwoord

el anclar
ankeren
- ankeren [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor anclar:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
ankeren	anclar
vastmaken		sujeción
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
ankeren		echar el ancla; fondear
vastmaken	anclar	agarrotar; amarrar; amordazar; atar; colocar; fijar; montar; pegar; sujetar
verankeren	amarrar; anclar; atar	delimitador

Synoniemen voor "anclar":

fijar; asegurar; sujetar; afirmar; reafirmar
fondear

Wiktionary: anclar

anclar

verb

het anker uitgooien met de bedoeling het schip hiermede aan de bodem van het vaarwater vast te leggen, voor anker gaan, voor anker leggen
- ankeren → fondear; anclar

Cross Translation:

From	To	Via
• anclar	→ ankeren; verankeren	↔ anchor — to hold an object to a fixed point
• anclar	→ aanleggen; aanmeren	↔ moor — to cast anchor or become fastened
• anclar	→ meren	↔ moor — to fix or secure, as a vessel, in a particular place by casting anchor, or by fastening with cables or chains
• anclar	→ ankeren; verankeren	↔ ancrer — (vieilli) marine\|fr jeter l’ancre.

Verwante vertalingen van ancla