Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. analizar:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor analizar (Spaans) in het Nederlands

analizar:

analizar werkwoord

  1. analizar (descomponer; disecar)
    analyseren; ontleden
    • analyseren werkwoord (analyseer, analyseert, analyseerde, analyseerden, geanalyseerd)
    • ontleden werkwoord (ontleed, ontleedt, ontleedde, ontleedden, ontleden)
  2. analizar (descomponer; disecar)
    ontleden; uit elkaar nemen; anatomiseren
    • ontleden werkwoord (ontleed, ontleedt, ontleedde, ontleedden, ontleden)
    • uit elkaar nemen werkwoord (neem uit elkaar, neemt uit elkaar, nam uit elkaar, namen uit elkaar, uit elkaar genomen)
    • anatomiseren werkwoord
  3. analizar (cheqear; controlar; comprobar; averiguar; calcular)
    controleren; nakijken; nagaan
    • controleren werkwoord (controleer, controleert, controleerde, controleerden, gecontroleerd)
    • nakijken werkwoord (kijk na, kijkt na, keek na, keken na, nagekeken)
    • nagaan werkwoord (ga na, gaat na, ging na, gingen na, nagegaan)
  4. analizar (investigar; comprobar; descubrir; )
  5. analizar (redistribuir)

Conjugations for analizar:

presente
  1. analizo
  2. analizas
  3. analiza
  4. analizamos
  5. analizáis
  6. analizan
imperfecto
  1. analizaba
  2. analizabas
  3. analizaba
  4. analizábamos
  5. analizabais
  6. analizaban
indefinido
  1. analicé
  2. analizaste
  3. analizó
  4. analizamos
  5. analizasteis
  6. analizaron
fut. de ind.
  1. analizaré
  2. analizarás
  3. analizará
  4. analizaremos
  5. analizaréis
  6. analizarán
condic.
  1. analizaría
  2. analizarías
  3. analizaría
  4. analizaríamos
  5. analizaríais
  6. analizarían
pres. de subj.
  1. que analice
  2. que analices
  3. que analice
  4. que analicemos
  5. que analicéis
  6. que analicen
imp. de subj.
  1. que analizara
  2. que analizaras
  3. que analizara
  4. que analizáramos
  5. que analizarais
  6. que analizaran
miscelánea
  1. ¡analiza!
  2. ¡analizad!
  3. ¡no analices!
  4. ¡no analicéis!
  5. analizado
  6. analizando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor analizar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
analyseren análisis
controleren auditoría; controlar; sondeo
ontleden análisis
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
analyseren analizar; descomponer; disecar
anatomiseren analizar; descomponer; disecar
controleren analizar; averiguar; calcular; cheqear; comprobar; controlar auditar; auditoría; comprobar; contestar; controlar; examinar; grabar; inspeccionar; pasar revista a; prosperar; reconocer; revisar; rodar; tomar; verificar
doorvorsen analizar; averiguar; columbrar; comprobar; controlar; descubrir; divisar; escudriñar; examinar; explorar; explorar a fondo; indagar; investigar; rastrear; reconocer; seguir el rastro de; verificar; vislumbrar
nagaan analizar; averiguar; calcular; cheqear; comprobar; controlar averiguar; comprobar; verificar
nakijken analizar; averiguar; calcular; cheqear; comprobar; controlar mirar hacia atrás; volver la cabeza; volver la mirada; volver la vista; volver la vista atrás
ontleden analizar; descomponer; disecar
uit elkaar nemen analizar; descomponer; disecar cambiar la fecha; desarmar; desmantelar; desmontar; despachar; desplazar; expulsar; extirpar; mudarse; trasladar; trasladarse
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
parseren analizar; redistribuir

Synoniemen voor "analizar":


Wiktionary: analizar

analizar
verb
  1. gedetailleerd en nauwkeurig bekijken
  2. anatomiseren, analyseren

Cross Translation:
FromToVia
analizar analyseren analyze — to subject to analysis
analizar analyseren; ontleden parse — resolve into its elements (grammar)
analizar analyseren; ontbinden; ontleden analyserexaminer en ses différentes parties.