Spaans

Uitgebreide vertaling voor alimento (Spaans) in het Nederlands

alimento:

alimento [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el alimento (alimentación; comida; nutrición; alimentos)
    de voeding; de voedsel; de spijziging; de kost
    • voeding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • voedsel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • spijziging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • kost [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    het eten
    – wat je bij de maaltijd tot je neemt 1
    • eten [het ~] zelfstandig naamwoord
      • het eten is koud1
  2. el alimento (plato; comida; guiso)
    het gerecht; de schotel
    • gerecht [het ~] zelfstandig naamwoord
    • schotel [de ~] zelfstandig naamwoord
  3. el alimento (provisiones; alimentación; manutención; )
    de leeftocht
  4. el alimento (productos alimenticios; comestibles; comida; )
    de levensmiddelen

Vertaal Matrix voor alimento:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
eten alimentación; alimento; alimentos; comida; nutrición alimentación; alimentos; almuerzo; comestibles; comida; nutrición; productos alimenticios; provisiones; vianda; vituallas; víveres
gerecht alimento; comida; guiso; plato instancia judicial; juzgado; tribunal
kost alimentación; alimento; alimentos; comida; nutrición dinero de manutención; gastos
leeftocht alimentación; alimento; alimentos; comida; manutención; nutrición; productos alimenticios; provisiones; vianda; vituallas; víveres
levensmiddelen alimentación; alimento; alimentos; comestibles; comida; nutrición; productos alimenticios; provisiones; vianda; vituallas; víveres alimentación humana
schotel alimento; comida; guiso; plato
spijziging alimentación; alimento; alimentos; comida; nutrición
voeding alimentación; alimento; alimentos; comida; nutrición alimentación; alimentos; comestibles; comida; nutrición; productos alimenticios; provisiones; vianda; vituallas; víveres
voedsel alimentación; alimento; alimentos; comida; nutrición alimentación; alimentos; comestibles; comida; dinero de manutención; nutrición; productos alimenticios; provisiones; vianda; vituallas; víveres
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
eten aprovechar; atiborrarse; cenar; comer; comer con gusto; comerse; consumir; desincrustar; desplegar; devorar; disfrutar comiendo; mandarse un ...; morfar; picar; saborear; tomar

Verwante woorden van "alimento":


Synoniemen voor "alimento":


Wiktionary: alimento


Cross Translation:
FromToVia
alimento eten; voedsel food — any substance consumed by living organisms to sustain life
alimento levensmiddel; voedsel LebensmittelLebensmittel von Meerestieren sind hingegen 99% Salzwasser und 1% Nahrung.
alimento voeding; kost; voeder; voedingsmiddel; voedsel; voer aliment — Ce qui se manger et servir à entretenir la vie.
alimento eten; voedsel; voer; voeding; kost; voeder; voedingsmiddel; etenswaar; gerecht; spijs nourriturealiment.
alimento beemd; weide; wei; weidegrond; weiland; voeding; kost; voeder; voedingsmiddel; voedsel; voer; foerage pâture — éleva|fr nourriture des bêtes, des oiseaux, des poissons.

alimentar:

alimentar werkwoord

  1. alimentar (dar de comer a; dar comida a)
    spijzen
    • spijzen werkwoord (spijs, spijst, spijsde, spijsden, gespijsd)
  2. alimentar
    voeden; voedsel geven
  3. alimentar (mamar; nutrir; dar de mamar; )
    borstvoeding geven; zogen; de borst geven
    • borstvoeding geven werkwoord (geef borstvoeding, geeft borstvoeding, gaf borstvoeding, gaven borstvoeding, borstvoeding gegeven)
    • zogen werkwoord (zoog, zoogt, zoogde, zoogden, gezoogd)
    • de borst geven werkwoord (geef de borst, geeft de borst, gaf de borst, gaven de borst, de borst gegeven)

Conjugations for alimentar:

presente
  1. alimento
  2. alimentas
  3. alimenta
  4. alimentamos
  5. alimentáis
  6. alimentan
imperfecto
  1. alimentaba
  2. alimentabas
  3. alimentaba
  4. alimentábamos
  5. alimentabais
  6. alimentaban
indefinido
  1. alimenté
  2. alimentaste
  3. alimentó
  4. alimentamos
  5. alimentasteis
  6. alimentaron
fut. de ind.
  1. alimentaré
  2. alimentarás
  3. alimentará
  4. alimentaremos
  5. alimentaréis
  6. alimentarán
condic.
  1. alimentaría
  2. alimentarías
  3. alimentaría
  4. alimentaríamos
  5. alimentaríais
  6. alimentarían
pres. de subj.
  1. que alimente
  2. que alimentes
  3. que alimente
  4. que alimentemos
  5. que alimentéis
  6. que alimenten
imp. de subj.
  1. que alimentara
  2. que alimentaras
  3. que alimentara
  4. que alimentáramos
  5. que alimentarais
  6. que alimentaran
miscelánea
  1. ¡alimenta!
  2. ¡alimentad!
  3. ¡no alimentes!
  4. ¡no alimentéis!
  5. alimentado
  6. alimentando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor alimentar:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
borstvoeding geven alimentar; amamantar; criar; dar de mamar; lactar; mamar; nutrir
de borst geven alimentar; amamantar; criar; dar de mamar; lactar; mamar; nutrir
spijzen alimentar; dar comida a; dar de comer a
voeden alimentar dar de comer a; nutrir
voedsel geven alimentar
zogen alimentar; amamantar; criar; dar de mamar; lactar; mamar; nutrir amamantar; amamantar a un bebé; criar; dar de mamar; dar el pecho

Synoniemen voor "alimentar":


Wiktionary: alimentar

alimentar
verb
  1. van voedsel voorzien
  2. voedsel verschaffen aan dieren

Cross Translation:
FromToVia
alimentar voeden; voeren feed — to give food to eat
alimentar voeder; voer feed — food given to (especially herbivorous) animals
alimentar voeden alimenternourrir ; pourvoir des aliments nécessaires.
alimentar voeden nourrirsustenter, servir d’aliment.

Verwante vertalingen van alimento