Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal alborotos

Vertaal alborotos van Spaans naar Nederlands

Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. alboroto:
  2. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor alborotos (Spaans) in het Nederlands

alboroto:

alboroto [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el alboroto
    het pandemonium; de opschudding; de heksenketel; de beroering; het leven; de drukte; het lawaai; het rumoer; het geraas; het tumult; de heibel
    • pandemonium [het ~] zelfstandig naamwoord
    • opschudding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • heksenketel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • beroering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • leven [het ~] zelfstandig naamwoord
    • drukte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • lawaai [het ~] zelfstandig naamwoord
    • rumoer [het ~] zelfstandig naamwoord
    • geraas [het ~] zelfstandig naamwoord
    • tumult [het ~] zelfstandig naamwoord
    • heibel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. el alboroto
    het burengerucht; de rustverstoring
  3. el alboroto
    het misbaar
    • misbaar [het ~] zelfstandig naamwoord
  4. el alboroto (disturbio; rebelión; protesta; )
    de opstand; de rel; het opstootje; het oproer; het vuistgevecht; het volksoproer
    • opstand [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • rel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • opstootje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • oproer [het ~] zelfstandig naamwoord
    • vuistgevecht [het ~] zelfstandig naamwoord
    • volksoproer [het ~] zelfstandig naamwoord
  5. el alboroto (disturbios; desorden; tumulto)
    het opstootje; de ordeverstoring; de rel
  6. el alboroto (rumor; ballanga; jaleo; )
    het geluid
    – wat je kunt horen 1
    • geluid [het ~] zelfstandig naamwoord
      • plotseling klonk er een geluid in het stille bos1
    het rumoer
    • rumoer [het ~] zelfstandig naamwoord
  7. el alboroto (alteración del orden público)
    de burenoverlast; het burengerucht
  8. el alboroto (revuelo; agitación)
    de opschudding; de sensatie; de verwarring; het opzien
  9. el alboroto (escándalo; tam-tam)
    de stampei; de tamtam
    • stampei [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • tamtam [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  10. el alboroto (animación; jaleo; agitación; )
    de drukte; de toeloop; de toevloed; het gedrang
    • drukte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • toeloop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • toevloed [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • gedrang [het ~] zelfstandig naamwoord
  11. el alboroto (vocerío; gritería; rabieta; )
    het gebrul; het geschreeuw; het gebulder; het gekrijs
    • gebrul [het ~] zelfstandig naamwoord
    • geschreeuw [het ~] zelfstandig naamwoord
    • gebulder [het ~] zelfstandig naamwoord
    • gekrijs [het ~] zelfstandig naamwoord
  12. el alboroto (zumbido; ruido; tumulto; )
    het rumoer; het gedruis; het tumult
    • rumoer [het ~] zelfstandig naamwoord
    • gedruis [het ~] zelfstandig naamwoord
    • tumult [het ~] zelfstandig naamwoord
  13. el alboroto (agitaciones; balanceo; mar; )
    de zeegang; de wiegeling; de deining; de schommeling
    • zeegang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • wiegeling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • deining [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • schommeling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  14. el alboroto (dimes y diretes; peso; rollo; )
    het geharrewar
  15. el alboroto (tumulto; escándalo)
    de stennis
    • stennis [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor alboroto:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beroering alboroto agitación; conmoción; turbulencia
burengerucht alboroto; alteración del orden público
burenoverlast alboroto; alteración del orden público
deining agitaciones; agitación; alboroto; balanceo; mar; marejada; movimiento; torrente agitación; conmoción; oleaje
drukte agitación; aglomeración; ajetreo; alboroto; animación; apreturas; barullo; concurrencia; hormiguero; jaleo agilidad; agitación; ajetreo; barullo; disputa; follón; fárrago; garabato; gentío; insignificancia; jaleo; lío; mucho ruido por tan poca cosa; mucho trabajo; multitud; pamplinas; riña; trajín; viveza
gebrul alboroto; chillidos; estruendo; gritería; gritos; rabieta; vocerío alarido; aullido; berrido; bramido; estruendo; mugido; rabieta; rugido; trueno
gebulder alboroto; chillidos; estruendo; gritería; gritos; rabieta; vocerío alarido; aullido; berrido; bramido; estruendo; mugido; rabieta; rugido; trueno
gedrang agitación; aglomeración; ajetreo; alboroto; animación; apreturas; barullo; concurrencia; hormiguero; jaleo
gedruis alboroto; disturbio; estruendo; estrépito; ruido; tumulto; zumbido
geharrewar agitación; alboroto; carga; cargamento; complicaciones; conmoción; contienda; dificultad; dificultades; dimes y diretes; dimes y dirés; discusión; disgustos; disturbios; enredo; estorbo; follón; imputación; jaleo; lamentos; lío; líos; machaconería; matraca; molestia; peleas; pelotera; peso; problemas; quejas; riña; riñas; rollo; tiquismiquis; trajín; trifulca; tropiezo; tumulto
gekrijs alboroto; chillidos; estruendo; gritería; gritos; rabieta; vocerío alaridos; chillidos; gritos
geluid alboroto; ballanga; escándalo; estruendo; jaleo; rumor; tumulto
geraas alboroto alarido; aullido; berrido; bramido; estruendo; mugido; rabieta; rugido; trueno
geschreeuw alboroto; chillidos; estruendo; gritería; gritos; rabieta; vocerío alarido; alaridos; chillidos; convocación; convocatoria; gritos; llamada; llamamiento; voces
heibel alboroto
heksenketel alboroto desorden; destrozos; disturbios; dédalo; enredo; escombrera; escombros; estragos; laberinto; madeja; maraña; ovillo; pandemónium; perturbación; rollo; ruina; ruinas; tumulto
lawaai alboroto afluencia; agitación; aglomeración; barullo; estruendo; estrépito; ruido; tumulto
leven alboroto afluencia; agitación; aglomeración; barullo; estruendo; existencia; ruido; tumulto
misbaar alboroto
oproer agitación; alboroto; amotinamiento; conmoción; disturbio; disturbios; motín; oposición; protesta; pugilato; rebeldía; rebelión; resistencia; revuelta; sublevación; trifulca; tumulto
opschudding agitación; alboroto; revuelo agitación; conmoción
opstand agitación; alboroto; amotinamiento; conmoción; disturbio; disturbios; motín; oposición; protesta; pugilato; rebeldía; rebelión; resistencia; revuelta; sublevación; trifulca; tumulto alzamiento; amotinamiento; aversión; conmoción popular; desarrollo; disturbio; insurrección; levantamiento popular; motín; obstruccionisno; oposición; protesta; rebeldía; rebelión; rebelión popular; resistencia; revuelta; sublevación; trifulca; viento adverso; viento en contra
opstootje agitación; alboroto; amotinamiento; conmoción; desorden; disturbio; disturbios; motín; oposición; protesta; pugilato; rebeldía; rebelión; resistencia; revuelta; sublevación; trifulca; tumulto
opzien agitación; alboroto; revuelo
ordeverstoring alboroto; desorden; disturbios; tumulto
pandemonium alboroto
rel agitación; alboroto; amotinamiento; conmoción; desorden; disturbio; disturbios; motín; oposición; protesta; pugilato; rebeldía; rebelión; resistencia; revuelta; sublevación; trifulca; tumulto
rumoer alboroto; ballanga; disturbio; escándalo; estruendo; estrépito; jaleo; ruido; rumor; tumulto; zumbido afluencia; agitación; aglomeración; barullo; estruendo; pamplinas; ruido; tumulto
rustverstoring alboroto
schommeling agitaciones; agitación; alboroto; balanceo; mar; marejada; movimiento; torrente
sensatie agitación; alboroto; revuelo excitación; impresión; percepción; percepción sensual; sensación
stampei alboroto; escándalo; tam-tam
stennis alboroto; escándalo; tumulto
tamtam alboroto; escándalo; tam-tam
toeloop agitación; aglomeración; ajetreo; alboroto; animación; apreturas; barullo; concurrencia; hormiguero; jaleo afluencia; agolpamiento; ataque masivo; gentío; gran cantidad; gran demanda; masa; montones; montón; multitud
toevloed agitación; aglomeración; ajetreo; alboroto; animación; apreturas; barullo; concurrencia; hormiguero; jaleo
tumult alboroto; disturbio; estruendo; estrépito; ruido; tumulto; zumbido estruendo; estrépito; ruido
verwarring agitación; alboroto; revuelo aturdimiento; confusión; desconcierto; desorientación; estupefacción; perplejidad; perturbación; trastorno
volksoproer agitación; alboroto; amotinamiento; conmoción; disturbio; disturbios; motín; oposición; protesta; pugilato; rebeldía; rebelión; resistencia; revuelta; sublevación; trifulca; tumulto
vuistgevecht agitación; alboroto; amotinamiento; conmoción; disturbio; disturbios; motín; oposición; protesta; pugilato; rebeldía; rebelión; resistencia; revuelta; sublevación; trifulca; tumulto combate de boxeo; match de boxeo
wiegeling agitaciones; agitación; alboroto; balanceo; mar; marejada; movimiento; torrente
zeegang agitaciones; agitación; alboroto; balanceo; mar; marejada; movimiento; torrente
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
leven alojar; alojarse; estar domiciliado; existir; habitar; proceder; residir; ser; tener su sede; trabajar; vivir
opzien alzar la vista; asombrarse; estar sorprendido; levantar la mirada; levantar los ojos; quedarse con la boca abierta; quedarse pasmado; quedarse perplejo
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
misbaar no indispensable; prescindible; superfluo

Verwante woorden van "alboroto":

  • alborotos

Synoniemen voor "alboroto":


Wiktionary: alboroto

alboroto
noun
  1. veel en onaangenaam geluid
  2. lawaai, herrie
Cross Translation:
FromToVia
• alboroto → herrie; drukte; ophef ↔ hoo-ha — a fuss, commotion, uproar
• alboroto → beroering; commotie ↔ ruckus — A noisy disturbance and/or commotion
• alboroto → chaos ↔ Chaos — Zustand der Unordnung
• alboroto → ruzie; mot; stront ↔ grabuge — (familier, fr) querelle bruyante entraînant du désordre.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0620 seconde
Page rendered in 1.0 seconds