Overzicht


Spaans

Uitgebreide vertaling voor ahuyentar (Spaans) in het Nederlands

ahuyentar:

ahuyentar werkwoord

  1. ahuyentar (desterrar; expulsar; echar; expeler; exiliar)
    verbannen; verdrijven; uitbannen; bannen; uitzetten; uitstoten; uitwijzen; verjagen; bezweren; wegjagen
    • verbannen werkwoord (verban, verbant, verbande, verbanden, verband)
    • verdrijven werkwoord (verdrijf, verdrijft, verdreef, verdreven, verdreven)
    • uitbannen werkwoord (ban uit, bant uit, bande uit, banden uit, uitgebannen)
    • bannen werkwoord (ban, bant, bande, banden, geband)
    • uitzetten werkwoord (zet uit, zette uit, zetten uit, uitgezet)
    • uitstoten werkwoord (stoot uit, stootte uit, uitgestoten)
    • uitwijzen werkwoord (wijs uit, wijst uit, wees uit, wezen uit, uitgewezen)
    • verjagen werkwoord (verjaag, verjaagt, verjaagde, verjaagden, verjaagd)
    • bezweren werkwoord (bezweer, bezweert, bezweerde, bezweerden, bezweerd)
    • wegjagen werkwoord (jaag weg, jaagt weg, joeg weg, joegen weg, weggejaagd)
  2. ahuyentar (aterrar; atemorizar)
    afschrikken; verschrikken; bang maken
    • afschrikken werkwoord (schrik af, schrikt af, schrikte af, schrikten af, afgeschrikt)
    • verschrikken werkwoord (verschrik, verschrikt, verschrok, verschrokken, verschrokken)
    • bang maken werkwoord

Conjugations for ahuyentar:

presente
  1. ahuyento
  2. ahuyentas
  3. ahuyenta
  4. ahuyentamos
  5. ahuyentáis
  6. ahuyentan
imperfecto
  1. ahuyentaba
  2. ahuyentabas
  3. ahuyentaba
  4. ahuyentábamos
  5. ahuyentabais
  6. ahuyentaban
indefinido
  1. ahuyenté
  2. ahuyentaste
  3. ahuyentó
  4. ahuyentamos
  5. ahuyentasteis
  6. ahuyentaron
fut. de ind.
  1. ahuyentaré
  2. ahuyentarás
  3. ahuyentará
  4. ahuyentaremos
  5. ahuyentaréis
  6. ahuyentarán
condic.
  1. ahuyentaría
  2. ahuyentarías
  3. ahuyentaría
  4. ahuyentaríamos
  5. ahuyentaríais
  6. ahuyentarían
pres. de subj.
  1. que ahuyente
  2. que ahuyentes
  3. que ahuyente
  4. que ahuyentemos
  5. que ahuyentéis
  6. que ahuyenten
imp. de subj.
  1. que ahuyentara
  2. que ahuyentaras
  3. que ahuyentara
  4. que ahuyentáramos
  5. que ahuyentarais
  6. que ahuyentaran
miscelánea
  1. ¡ahuyenta!
  2. ¡ahuyentad!
  3. ¡no ahuyentes!
  4. ¡no ahuyentéis!
  5. ahuyentado
  6. ahuyentando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor ahuyentar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afschrikken desalentador; desanimante; disuasivo
uitzetten agrandamiento; ampliación; deportación; dilatación
verjagen desalentador; desanimante; disuasivo
wegjagen desalentador; desanimante; disuasivo
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afschrikken ahuyentar; atemorizar; aterrar asustar; espantar
bang maken ahuyentar; atemorizar; aterrar
bannen ahuyentar; desterrar; echar; exiliar; expeler; expulsar
bezweren ahuyentar; desterrar; echar; exiliar; expeler; expulsar conjurar serpeintes
uitbannen ahuyentar; desterrar; echar; exiliar; expeler; expulsar
uitstoten ahuyentar; desterrar; echar; exiliar; expeler; expulsar desembarazarse de; deshacerse de; echar; emitir; verter
uitwijzen ahuyentar; desterrar; echar; exiliar; expeler; expulsar expulsar
uitzetten ahuyentar; desterrar; echar; exiliar; expeler; expulsar delimitar; demarcar; deportar; desconectar; desenchufar; echar afuera; elaborar; expulsar; planificar una ruta ó un proyecto
verbannen ahuyentar; desterrar; echar; exiliar; expeler; expulsar
verdrijven ahuyentar; desterrar; echar; exiliar; expeler; expulsar dispersar
verjagen ahuyentar; desterrar; echar; exiliar; expeler; expulsar dispersar
verschrikken ahuyentar; atemorizar; aterrar espantar; meter miedo
wegjagen ahuyentar; desterrar; echar; exiliar; expeler; expulsar arrear; dispersar; empujar

Synoniemen voor "ahuyentar":


Wiktionary: ahuyentar

ahuyentar
verb
  1. uit het land verjagen